Rond de viering van de Dag van de Marrons is duidelijk dat weer benadrukt moet worden dat onderwijs het middel is om de groep gebalanceerd te herpositioneren in de veranderde samenleving. De uitdaging van beter onderwijs is een gedeelde verantwoordelijkheid van de regering, Marronpolitici en het ouderschap (ouders). Tijdens de laatste telling is gebleken dat de Marrons in de afgelopen 20 jaar een ongekende demografische sprong voorwaarts hebben gemaakt. Het hardst groeide de Marron-groep met een robuuste 62%. In de afgelopen 20 jaar heeft de Marron-bevolkingsgroep een sprong gemaakt van de 4de naar de 2de plaats. Als de trend zo aanhoudt bij de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname, dan worden de Marrons op den duur de grootste bevolkingsgroep in Suriname. De Marrons tellen nu 117.567 zielen, ca. 30.000 minder dan de grootste groep (Hindoestanen). Het verschil van de Marrons met de Creolen is ca. 32.000. De vruchtbaarheidscijfers zijn bij de Marrons het hoogst genoteerd zowel bij het totale vruchtbaarheidscijfer als bij de langere periode ‘cumulatief vruchtbaarheidscijfer’. Bij de Marrons is de leeftijdsgroep 0-9 jaar het grootst, hetgeen zorgt voor een min of meer zuivere bevolkingspiramide in de deze groepen, die spits oploopt met een brede basis. Bij de Marrons zien we dat ook de groep 10-14 jaar in gelijke mate groot is. Vanaf het 20ste jaar zien we bij de deze groep meer vrouwen dan mannen in de verschillende leeftijdscategorieën. De basis was breed in de bevolkingspiramide bij de Marrons zowel bij de vorige als de voorlaatste census. Uit het bovenstaande blijkt dus dat wat de Marrons betreft er een programma moet komen, gericht op voornamelijk de kinderen en vrouwen. Onze grondwet stelt uitzonderlijke waarde aan het gezin en regelt dit apart. Alhoewel de Marron-groep de tweede grootste bevolkingsgroep is, merken we uit de census dat het aantal ongehuwden bij de Marrons het hoogst is, kennelijk mede vanwege het grote aantal kinderen. Het aantal ongehuwden bij de Marrons is veel lager dan het nationale gemiddelde. Op zich is trouwen niet verplicht en als zodanig wordt het instituut ook niet als de ideale samenlevingsvorm gepropageerd vanuit de grondwet. Het huwelijk biedt vanuit het juridisch oogpunt meer zekerheden en lijkt de basis te leggen voor stabielere gezinnen. Vanuit die basis ontstaan stabielere generaties die in de main stream van de samenleving een living maken. Als gekeken wordt naar het wel en wee van de Marrons in Suriname – en daarnaar moet gekeken worden omdat deze groep toch wel als een groep met een achterstand wordt aangeduid (een bijzondere groep) – dan merken wij een ontbreken van metingen. Uit de praktijk ontstaat de indruk dat de lasten vooral in de geürbaniseerde gebieden (die steeds groter aan het worden zijn, ook in het binnenland) te zwaar drukken op vrouwen ((pleeg)moeders, tantes, oma’s) en dat er een geaccepteerde vorm van polygamie heerst, die de vorming van stabiele gezinnen hindert. Uit de census blijkt wel dat er sprake is van een overschot aan vrouwen. Vanaf het 20ste jaar zien we meer vrouwen dan mannen bij de Marrons in de verschillende leeftijdscategorieën. Uiteindelijk loopt het verschil op een totaal van 117.567 op naar 4.599, hetgeen neerkomt op 4 % van het totaal. Ergens is het verschijnsel van eenoudergezinnen en polygamie te verklaren, maar feit blijft dat dit gepaard gaat met uitdagingen. We zien bij deze groep burgers een concurrentiestrijd gaande tussen school (eventueel via familie in de stad) en de goudvelden. Feit blijft echter dat duurzame progressie en adequate participatie in de processen van deze samenleving alleen mogelijk is via onderwijs. Door deze regering is het ontbreken van gelijke kansen tussen stads- en binnenlandse kinderen vaker benadrukt. Een deel van de onderwijsbegroting voor 2013 en 2014 is uitdrukkelijk bestemd voor het binnenland, maar ook hier sluipt het gevaar van verspilling door corruptie/regelarij met bevriende aannemers, waarbij slechts een fractie effectief zal zijn besteed. In het stedelijk gebied (kuststreek) zit steeds een groter aantal Marron-kinderen, soms hier geboren. Ook in het urbane gebied merken wij dat Marron-kinderen, vooral waar ze geconcentreerd bij elkaar zitten vanwege o.a. het kraken van woningen voor een deel moeite hebben om de glo goed af te maken. Er wordt veel gedoubleerd en er zijn veel drop-outs. Tegelijkertijd is wel een stijging waar te nemen op pedagogische en andere mbo-instituten en verpleegkundige opleidingen. Maar het onderwijs blijft een bottleneck, in het binnenland vanwege ontbrekende optimale faciliteiten (lokalen, materiaal, leerkrachten, voortgezet onderwijsfaciliteiten, schoolvervoer, opvang). Er zijn wel maatregelen gepland voor nucleuscentra en internaten en technisch onderwijs en renovatie en nieuwbouw van lokalen. In het urbane gebied draait het om armoede en budgetteringsproblemen, maar soms ook een plotselinge gebrek aan ruimte. Rond de Marrondag moeten Marronleiders, die nu prominent en actief in de regering zitten, de mogelijkheid aangrijpen om zwaar te laten investeren in onderwijs, waarbij een inhaalslag wordt gepleegd (bijvoorbeeld op het stuk van het verwaarloosde onderwerp van analfabetisme bij jongvolwassenen) en onderwijs wordt gevestigd op het gemiddelde Surinaamse niveau, waardoor gelijke kansen ontstaan. Ook moet worden gewerkt aan de kansen van meisjes. Deze moeten kunnen rekenen op voortgezet onderwijs en skillsvorming (eventueel via vakscholing) en via bewustwording moet gewerkt worden aan tienerzwangerschappen. Overall zien we veel meer mannen en vrouwen in het voortgezet onderwijs en dat is een positieve ontwikkeling, maar daarin zijn er regionale verschillen. Studies zijn er niet, maar het schijnt dat Marrons uit Centraal Suriname meer studeren en sparen dan die uit het oosten. Wat geconstateerd moet worden in 2013 bij de viering van de Marrondag is dat de in ruime mate in beslissende posities verkerende Marronpolitici schromelijk falen in het structureel funderen dan de groep tegen de achtergrond van de al veranderde samenleving en de voortschrijdende urbanisatie.