Er is nog geen duidelijkheid omtrent de inzetbaarheid van de onderdirecteur Administratieve Diensten, Asis Gajadien, bij het ministerie van Openbare Werken. Na zijn ontheffing in 2011 heeft hij een rechtszaak aanhangig gemaakt tegen de Staat. Er is nog geen uitspraak geweest in deze zaak. Gajadien om een reactie gevraagd, zegt dat zolang er geen duidelijkheid komt omtrent zijn functioneren op het ministerie, het voor hem ook een raadsel is op welke wijze hij zijn werkzaamheden moet voortzetten. Wel zegt hij dat er al jaren sprake is van briefwisseling tussen hem en het ministerie. Onlangs deden geruchten de ronde dat hij door OW-minister Rabin Parmessar opgeroepen zou zijn om zich op het werk aan te melden. Hier weet hij helemaal niets van af.
Gajadien zegt altijd aangegeven te hebben dat hij bereid is zich in te zetten als ambtenaar op voornoemd ministerie. Echter, er is nog steeds geen duidelijkheid op welke wijze hij ingezet zou kunnen worden.
Hoofdbeleidsmedewerker Mahinder Jogi is wel door de minister per brief opgeroepen om zich aan het werk aan te melden. ‘Zolang de ruimte en gelegenheid daartoe bestaat, zal ik dat zeker doen.’ Jogi zegt met klem dat hij na zijn ontheffing tot het besef is gekomen dat zijn parlementaire werk onder geen voorwaarde eronder mag lijden. ‘Ik heb elke dag gebeld en netjes afgemeld dat ik niet aanwezig kan zijn wegens mijn parlementair werk.’ De politicus neemt hierbij niet slechts in ogenschouw de vergaderdagen van het parlement, maar ook het veldwerk dat hij als volksvertegenwoordiger verricht zowel binnen als buiten zijn district. ‘Ik weet dat ik mij aan mijn plicht houd door netjes af te melden en aan te geven wat voor ander werk ik te doen heb. Men kan dat altijd verifiëren of het de waarheid is. Zolang de ruimte vrijkomt, zal ik mij zeker aanmelden op het werk. Men kan mij helemaal geen verwijt maken dat ik aan dienstweigering doe.’
Dagblad Suriname sprak met OW-minister Rabin Parmessar. Hij beschouwt het als een privéaangelegenheid om zijn medewerkers via de media te bespreken. ‘Ik bekijk de mogelijkheden om een ieder goed in te zetten.’
De kwestie van de onderdirecteur Administratieve Diensten bij het ministerie van Justitie en Politie, Sharmila Kalidien, betreft een totaal ander geval. Zij is niet ontheven maar is in november 2010, drie maanden nadat de huidige regering aanzat, met ontslag gestuurd. In 2011 heeft zij een rechtszaak aanhangig gemaakt tegen de Staat. Hierin is er nog geen uitspraak geweest.
Bestudering van de Personeelswet leert dat er alleen ‘verplicht vrij’ is voor ministers. Voor DNA-leden is er niets expliciet geregeld. Men kan wel verlof buiten bezwaar aanvragen, maar dat is dan onbetaald. Volgens art. 56 moeten hiervoor wel ‘dringende redenen’ aanwezig zijn. Bovendien kan dit alleen ‘voor zover de dienst dit toelaat’ en ‘op diens verzoek’. Over het tijdvak van het verlof geniet de ambtenaar geen salaris. Volgens art. 57 is een ambtenaar van rechtswege op non-activiteit, zodra hij het ambt van minister bekleedt. Voor de duur van zijn non-activiteit is de ambtenaar ontheven van de op hem als zodanig rustende verplichtingen en heeft hij geen aanspraak op salaris. Wat verlof in het algemeen betreft, stelt de Personeelswet (art. 46) dat verlof wordt onderscheiden in vakantieverlof, studieverlof, ziekteverlof, buitengewoon verlof of verlof buiten bezwaar. Buitengewoon verlof is een beloning. Een landsdienaar heeft aanspraak op vrijstelling van dienst gedurende de tijd van verhindering wegens ziekte, ongeval, zwangerschap of bevalling, een op hem rustende wettelijke verplichting, uitoefening van het kiesrecht; en bijzondere persoonlijke of familieomstandigheden (art.45). Of de vervulling van het DNA-lidmaatschap onder vervulling van een wettelijke plicht kan vallen, is onbekend. Zo direct is DNA-lidmaatschap in de vrijstellingsmogelijkheden niet te herkennen.
Asha Gajadien-Bhagwat