‘De groep advocaten die zich beschikbaar stelt voor het afhandelen van kosteloze strafzaken is veel kleiner dan bij de civiele zaken’, zegt advocaat Irene Lalji aan Dagblad Suriname. De rechtspositie van advocaten die kosteloos toegevoegd worden aan de rechthebbende, is in het kader van bijstand verlenen aan de rechthebbenden. De raadslieden die zich hebben opgegeven om van staatswege toegevoegd te worden aan een bepaalde cliënt of zaak, zijn niet in een afhankelijk positie van de overheid. Zij worden door het Bureau Rechtszorg c.q. de rechterlijke macht toegewezen om de verdachte c.q. rechthebbende, bijstand te verlenen.
Lalji zegt dat er verschillen zijn tussen strafzaken en civiele zaken. Bij civiele zaken is het anders, want hier gaat de rechtszoekende naar het Bureau Rechtszorg. Zij moeten dan onderzoek doen om na te gaan of de persoon in aanmerking komt voor een kosteloze advocaat. Als de persoon in aanmerking komt, krijgt hij een certificaat waarop dit vermeld staat. Hiermee gaat de rechtzoekende naar de aangewezen advocaat. Het Bureau Rechtszorg bepaalt welke advocaat wordt toegewezen. De rechtzoekende meldt zich bij de desbetreffende advocaat aan en uiteindelijk dient hij/zij de zaak voor behandeldeling in. Civiele zaken kunnen jaren duren voor het uitgeprocedeerd is. Zolang de advocaten geen eindvonnis krijgen, kunnen zij hun SRD 500 niet declareren. Ondertussen heeft de rechtzoekende, die ergens werkzaam is, zijn salaris wel ontvangen. De grens is SRD1500 voor een alleenstaande. Als een alleenstaande netto minder dan SRD 1500 verdient, kan hij een advocaat krijgen op staatskosten. De advocaat die dus al het werk verricht, krijgt pas aan het eind van het proces SRD 500. ‘Wij zijn eigenlijk dus niet rechtvaardig bezig’, merkt Lalji op.
Lalji zit in de Commissie van de Orde van Advocaten. Er is een voorstel ingediend via de Orde van Advocaten om hun tegemoetkoming per case te verhogen. Zij hebben immers geen vast salaris bij de overheid. Dit verzoek is een jaar terug ingediend, maar er komt geen schot in de zaak. In het Staatsbesluit van 2007 zijn vaste bedragen genoemd. Deze vaste bedragen zijn al lang achterhaald, zegt Lalji.
Ook de rechter is bevoegd om advocaten die zich opgegeven hebben voor de eventuele toevoegingen aan te wijzen.
In Nederland zijn er rechtszaken geweest waarbij de Hoge Raad heeft uitgemaakt dat de rechter niet simpel de vraag moet stellen: wil je een advocaat van de overheid. De rechter moet zich inspannen om de verdachte toch wel op alle mogelijke manieren duidelijk te maken wat het belang is van een advocaat. Een ander punt is dat het imago van kosteloze advocaten slecht is. De burgerij denkt vaak dat de toegevoegde advocaten niets doen en zich niet inspannen voor een zaak. In Nederland wordt de verdachte specifiek gewezen op het belang van het hebben van een advocaat. In het kader van verdragen die Suriname heeft getekend, wordt er gesproken over gelijkwaardige partijen. ‘Je hebt aan de ene kant het Openbaar Ministerie, een almachtig apparaat met kennis en vaardigheden. Aan de andere kant staat de verdachte alleen zonder enige kennis van het juridisch deel dat zo van belang is voor de rechtsbijstand van elke verdachte. Je moet immers gelijkwaardige partijen tegenover elkaar hebben. Elke verdachte heeft recht op een eerlijk proces. Als jij je verdragen wil naleven of zorgen voor een goede rechtsstaat dan moet je ook de financiële waardering daarvoor geven’, merkt de raadsvrouw op. Lalji doet haar eigen particuliere zaken en daarnaast ook de toevoegingen.
Saskia Bandhan