Substitutiestrategie import contra exportstrategie

UntitledDit artikel is een deel van het hoofdstuk Ontwikkelingsstrategieën uit het nog te publiceren boek “Inleiding tot de politieke economie”. Het is om begrijpelijke redenen sterk ingekort, maar de essentie wordt in dit artikel gepresenteerd. Er zijn in de loop der tijd verschillende ontwikkelingsstrategieën geweest om landen tot ontwikkeling te brengen. Voor een uitvoerige beschrijving verwijs ik naar een artikel in Het Bedrijfsleven, een publicatie van de VSB, in de jaren ‘90 van de vorige eeuw. Een van de strategieën die ook in Suriname vrij populair was en nog is, is de importsubstitutiestrategie, afgekort afgekort ISI. Het is een industrialisatiestrategie, immers is industrialisatie het middel om vanuit een agrarische samenleving te geraken tot een moderne samenleving met een redelijke welvaart. Importsubstitutie-industrialisatie kan op verschillende manieren tot stand komen. Oorlog, rampen, etc kunnen bijvoorbeeld de voorziening van bepaalde goederen moeilijk maken. Maar ook als het welvaartsniveau stijgt en er deviezen relatief en tijdelijk volop voorradig zijn kan men onbewust tot import substitutie-industrialisatie overgaan.
Maar deze strategie kan ook planmatig worden toegepast, dus als zodanig bewust gepland worden.
Vaak wordt deze strategie toegepast om zogenaamd deviezen te besparen. Deze laatste keuze is het meest toegepast. Een heel stel maatregelen zijn genomen in vele landen om deviezen te besparen. Van verhoging van importtarieven tot wisselkoersmanipulatie. De landen die succesvol een industriële ontwikkeling tot stand hebben kunnen brengen, hebben bij voorkeur gekozen voor verhoging van de exportproductie als onderdeel van hun ontwikkelingsstrategie.
Importsubstitutie-industrialisatie heeft niet tot de gewenste sociaal economische ontwikkeling geleid, omdat het niet goed doordacht is op haar consequenties. De meeste ISI-beslissingen waren dan ook ad hoc beslissingen zonder een goed doordacht theoretisch kader.
Omdat ook een importsubstitutie-industrie afhankelijk is van veel importproducten, van machines, spareparts, hulpmiddelen, tot grond- en hulpstoffen toe. De netto besparing, de netto importsubstitutie, de lokale toegevoegde waarde is slechts een relatief klein deel van de waarde van het eindproduct. De stringente toepassing van een ISI vereist grote investeringen, zoals het geval van de raffinaderij van Staatsolie aantoont. En als het land geen grote kapitaalgoederenindustrie bezit, zullen dergelijke investeringen leiden tot grote importen van kapitaalgoederen.
Dus in plaats van minder te importeren zal het land initieel meer importeren. In onderstaande tabel wordt middels een cijfermatig voorbeeld toegelicht wat de consequenties op termijn zijn.
De volgende assumpties worden gemaakt: de gemiddelde capital output ratio is 3:1, tweederde van alle investeringen bestaat uit import en het importcomponent van de productie is 50%.
Uit de tabel blijkt dat de importen in het eerste jaar 250 miljoen USD bedragen en de besparing min 150 miljoen USD bedraagt. Pas in het vierde jaar zijn de cumulatieve besparingen niet meer negatief en begint men in het 5e jaar te besparen op deviezen. Maar intussen zijn aan de economie onttrokken in het 5e jaar cumulatief 450 miljoen USD. Als een ieder deviezen bespaart wie verdienen dan nog nettodeviezen? Want in totaal zijn tot het 5e jaar 450 miljoen USD netto opgebracht, die komen ergens vandaan. Nu is de ontwikkelingshulp op, de bauxietindustrie verdient meer aan de verkoop van dure hydroenergie aan ons en de goudsector brengt marginaal nettodeviezen binnen. Zeer binnenkort we will hit rock bottom.
We gaan de lessen van de jaren ‘75-‘87 weer moeten leren. In West Suriname is 650 miljoen DFL verkwanseld, met uitzondering van het oliepalm Patamaccaproject is er nooit geld gestopt in de exportsector. Vandaar de deviezencrisis van de jaren tachtig. In de door mij geherredigeerde investeringswet van 1994 werd de voorkeur gegeven aan de exportsector. Het Investeringsfonds opgericht in 1995 was primair gericht op bevordering van de exportsector. Dat alles is weggemaakt door politici die dachten met de productie van cassavebrood en van fruit op zuur deviezen te kunnen verdienen dan wel het land te kunnen ontwikkelen. Daarnaast hebben deze zelfde gasten die klagen over slavernij maar mensenhandel zelf niet schuwen, de gehele detailhandel in handen van buitenlandse Chinezen gedreven, die jaarlijks ca 400 miljoen USD naar hun land van herkomst sturen.
Nu gaat Staatsolie benzine voor de lokale markt produceren. De investering is met bijna een miljard USD gigantisch en zeker tweemaal te duur. Daarnaast heeft men 1.2 miljard USD uitgegeven aan olie-exploraties. Nergens blijkt dat deze laatste investeringen rendement opleveren. De consequentie is dat Staatsolie marginaal deviezen zal verdienen en zeer vermoedelijk alle verdiende deviezen zelf zal gebruiken voor hun verkwistende activiteiten. Het beleid heeft Staatsolie alle ruimte gegeven om allerlei projecten uit te voeren. Zonder een behoorlijke toetsing door mensen die kaas gegeten hebben van investeringsanalyses, ja die mensen hebben we wel in het land. Waar gaan we de deviezen vandaan halen om 1.6 miljard USD aan importen te betalen? Wie niet heeft willen luisteren zal nu wel op de blaren moeten zitten.
Richard B. Kalloe

error: Kopiëren mag niet!