Gesprek over Pancáit en Hindustaanse cultuur en traditie (deel 3)

Terwijl wij met elkaar in discussie geraakten en tekst en uitleg gaven over de Gáon ke Mukhiyá, de ‘Maháse’ en de ontwikkeling rond de Pancáit, vloog de tijd om. Op een gegeven moment stopten we met de discussie en we gingen uit elkaar. Thuis aangekomen zat ik wederom te denken aan de verschillende situaties die ik in vroegere jaren meegemaakt had in Commewijne en Paramaribo. Zulke zaken waren ook in de invloedsferen bij de centrale overheid. Tijdens de revolutionaire periode in Suriname deed ook een soortgelijke situatie zich voor, waarbij er vanuit de politiek-bestuurlijke instituten van de overheid gewerkt werd met het ‘ombudsbureau’ en Volkscomités. In die periode (zo’n dertig jaren terug) was het verschil tussen enerzijds de traditionele Pancáit en anderzijds het ‘ombudsbureau’ en het Volkscomité niet als zodanig te merken. Enkele reden hiertoe waren: dat Suriname van het een op het ander moment in een soort van ‘transitieperiode’ geraakte en de jonge bestuurders nieuwe inzichten gebruikten om ontwikkelingsvisies te ontwikkelen met een moderne en politiek overgangsslogan van meedenken, meebeslissen en meedoen voor hun ontwikkelingsstrategieën voor Suriname. De periode kan aangemerkt worden als een overgangsperiode van een oude situatie naar een nieuwe politieke en ontwikkelingssituatie om Suriname zoveel mogelijk op haar eigen kracht te ontwikkelen middels bewustwordingsprocessen. Voorbeeld: het district Saramacca, waar de gewezen districtscommissaris mr. B. Ahmadali te werk gesteld werd, kwam met nieuwe inzichten om bewoonde en ‘niet-bewoonde’ gebieden van zijn district tot ontwikkeling te brengen. De psychologische impact lag meer op de waardering van het eigene met acties vanuit politiek-bestuurlijk invalshoek. Vanuit de Volkscomités werden verschillende buurten opgeroepen om hun omgeving te bewaken en over te gaan tot verbetering van de eigen situaties. Echter, de praktische uitvoering ervan had wel een probleem, omdat de bewustwording langzaam opgang kwam. De vertaling van deze laatste zin had ook te maken met de politiek. Hierdoor kwam de hele ontwikkeling in een ander ‘vaarwater’. Het ontwikkelingsvraagstuk werd niet vertaald in een oplossing. Deze fase van ontwikkeling werd – maatschappelijk gezien – verlaten en Suriname kwam wederom in een versnelling van het oude politieke spectrum.
Terug naar de Pancáit
De Pancáit was zelf een autoriteit en nam besluiten over het wel en wee van een individu en het gezin of voor een buurt. De Pancáit was een zelfstandig organisatie en ze werkte met ‘ingebouwde’ netwerken in hun systeem. Een voorbeeld (cultureel) was (is) de bijdrage die men leverde (materieel en immaterieel) bij het huwelijksgebeuren van een jongeling. Traditioneel hielp men onderling om (een) huwelijkstent(en) op te zetten, samen te koken voor de uitgenodigden, muziek te maken, enzovoorts. Ook bij andere belangrijke activiteiten, zoals de landbouw, hielp men elkander om de beurt (hun traditie) om de productie van landbouwgewassen in stand te houden. Bij sociale noden kwam de hulpverlener erbij om zijn bijdrage te leveren. De gezamenlijke religieuze activiteiten kenmerkten zich o.a. door de ‘Gáon ke pujá’ (een gezamenlijke dienst ter ere, waarbij een ieder kon participeren en deelnemen aan de activiteiten, zonder een te zware en noemenswaardige bijdrage en verplichting). Dit was merkbaar in een buurt. Alle aspecten uit de culturele, sociale, economische, religieuze, educatieve en andere deelterreinen, waarmee een gezin of een buurt te maken zou krijgen, waren bij de verdere groei en ontwikkeling, in kaart gebracht en uitgewerkt in een goed en doordachte uitvoeringsplan, dat elk lid van de plaatselijke of lokale gemeenschap kon uitvoeren en waarbij hij ook nog ondersteuning genoot van derden. Het uitvoeringsplan kwam altijd ten goede van de individuele personen of begunstigden in groepsverband, waarbij elkeen uit een gemeenschap baat bij had (win-win-situatie). Aangetekend mag worden dat de technologie bij de traditionele gemeenschappen nog een onbekend fenomeen was, voor wat betrof het gebruik daarvan voor de ontwikkelingen op verschillende niveaus en gebieden.
De instelling van een ‘ombudsbureau’ en Volkscomités.
Het Volkscomité en het Ombudsbureau waren in de revolutionaire periode met zeer veel goede intenties ingesteld, echter de invulling daarvan geschiedde niet op een manier, zoals de verschillende lokale cultuurgroepen (men leze: de traditionele groepen) het gewend waren om in hun eigen situaties veranderingen te weeg te brengen en het belangrijkste: om de traditionele instituten in goede ‘conditie’ te onderhouden. In de Surinaamse situatie functioneerde een Volkscomité als een tussenschakel om buurtontwikkelingen en buurtproblemen opgang te brengen en op te lossen, terwijl men daarop nog niet voor 110 % voorbereid was vanuit de centrale overheid. Vele buurten en buurtbewoners hadden hun eigen ‘netwerken’, terwijl de buurtorganisaties een eigen politieke inslag hadden. De inbreng bij de buurtontwikkelingen werden rechtstreeks beïnvloed door de centrale overheid en deze nam de uitvoering van de ontwikkelingen zelf ter hand. Hierbij vormde de bureaucratie een belangrijke ‘bottleneck’ met beperkte mogelijkheden. De betrokkenheid van individuen uit een buurt kwam niet ten volle tot uiting, planning en uitvoering werd niet afgestemd op de noden en behoeften uit die ene gemeenschap, om tot volle ontwikkeling te geraken. Buurt- en algemeen belang waren met elkaar verweven en hierdoor traden er stagnaties op bij de uitvoering van bepaalde projecten (‘identiteit’ van buurtactiviteit en buurtbetrokkenheid werd verlegd). (Wordt vervolgd)
Jan S. Soebhag

error: Kopiëren mag niet!