In het laatste nummer van het Surinaams Juristen Blad (SJB 2013 no. 2) stelt Mr. C.A. Calor een der oudere notarissen in ons land, een interessante vraag aan de orde met betrekking tot het notariaat in Suriname: Moet het aantal notarissen worden uitgebreid tot bijvoorbeeld 30 of is er een andere mogelijkheid voor de kandidaat-notarissen die op hun benoeming tot notaris wachten om (in afwachting van hun benoeming) een beter economisch bestaan te leiden.
Het bij de wet vastgestelde maximum bedraagt thans 20. Calor pleit ervoor geen wettelijk maximum vast te stellen, maar de regering de gelegenheid te geven om bij Staatsbesluit tot uitbreiding van het aantal notarissen te kunnen overgaan. De omslachtige en tijdrovende procedure om in DNA steeds een wetswijziging voor de uitbreiding te moeten maken, wordt hierbij vermeden. Calor is evenals de overgrote meerderheid der notariële juristen tegen het “opengooien” van het notariaat. Dit betekent dat elke kandidaat-notaris die aan de wettelijk gestelde vereisten (opleiding, ervaring en bedrijfsplan) voldoet, benoemd zou kunnen worden tot notaris. Deze methode van opengooien is in Nederland onder druk van de Europese Gemeenschap toegepast en heeft aldaar tot desastreuze gevolgen geleid. De moordende concurrentie en andere onethische praktijken hebben er onder andere toe geleid dat vele notarissen in Nederland failliet gegaan zijn en dat het gemiddelde inkomen van een notaris nauwelijks hoger ligt dan het modale inkomen van een Nederlandse werknemer(ongeveer Euro 50. 000 op jaarbasis). Mede met het Nederlandse schrikbeeld voor ogen pleit Calor voor een andere oplossing voor Suriname. Deze is de invoering van de toegevoegd notaris, die weliswaar in loondienst van een notaris moet zijn, maar zelfstandig akten mag passeren onder de paraplu van de desbetreffende beroepsnotaris, en tevens de vaste waarnemer is van die notaris. De figuur van de toegevoegd notaris is in 2011 in Nederland geïntroduceerd. Aangezien de Surinaamse wetgeving gebaseerd is op de (oude) Nederlandse wetgeving zou een dergelijke functionaris zonder moeite kunnen passen in ons notarieel bestel.
In zijn artikel stelt Calor verder dat hij geen voorstander is van de door sommige autoriteiten voorgestelde decentralisatie van het notariaat. Een notaris met bijvoorbeeld standplaats te Albina zou naar zijn mening niet goed kunnen functioneren vanwege het ontbreken van de voor het notariaat noodzakelijke infrastructuur zoals banken en een afdeling van het Glis- kantoor waar de akten moeten worden ingeschreven.
Carlo Jadnanansing