Perfectionisme

Gisteren was ik bij de crematie van mijn jongere broer, die helaas te vroeg is overleden. Na de crematie was er thuis bij mijn moeder een kleine ceremonie, de zogenoemde antyeshti sanskaar, het laatste ritueel in het leven van elke Hindoe. Samen met mijn oudere broer zat ik met de pandit rond een ijzeren altaartje, de hawan kund. De pandit ging voor in gebed en stak vervolgens met een lucifer een kamferblokje aan en daarmee het sandelhout. Het gekochte ‘sandelhout’ bleek overigens al gauw ordinair pallethout te zijn. De pandit ging na deze rake opmerking door met het ritueel. Hij zong zijn gebeden en mantra’s en mijn broer en ik gooiden plichtmatig ghee en samagri als offerandes in de kund, die door grote gele likkende vuurtongen gretig werden verslonden. Het hout kraakte en kleine vonkjes spatten uit de kund. Na de hawan legde de vriendelijke pandit uit dat er zestien sanskaars zijn: eeuwenoude rituelen om de Hindoe, die net als elk mens hulpeloos ter wereld komt, te helpen vormen tot een goed mens. In het ideale geval krijg je dan een zorgzame, dienstbare, zachtaardige en geweldloze Hindoe. Elk van de zestien sanskaars ondersteunt het kind, maar eigenlijk vooral de ouders, bij elke stap in de ontwikkeling. Na deze uitleg ontstond er een kleine discussie. Zestien sanskaars is in deze moderne tijd wel erg veel rituelen om toe te passen. De pandit vertelde dat de meeste Hindoes slechts enkele sanskaars toepassen in hun leven. Die zijn te tellen op de vingers van een hand. Drie sanskaars, bijvoorbeeld, die voor de geboorte worden uitgevoerd, worden nog maar zelden toegepast. Van de overigen worden alleen nog de moeran sanskaar bij het kind (kaal scheren), de vivaah sanskaar (huwelijksritueel) en het ritueel na de crematie veelvuldig toegepast. De pandit erkende dat hij bij zijn eigen kinderen ook maar een handjevol sanskaars heeft toegepast. Een drukbezet leven en moderne opvattingen maken het toepassen en de behoefte aan zestien rituelen ondoenlijk en overbodig. Voor zaken als de bevruchting, het krijgen van mannelijk nageslacht en het doorprikken van de oorlellen, wordt niet meer de hulp van een pandit ingeroepen. Ook voor de eerste vaste voeding (rijst) en de eerste schooldag, wordt geen heilig vuur meer aangestoken. Alleen bij huwelijk en crematie kunnen de meeste Hindoes het niet stellen zonder de traditionele rituelen. Het toepassen van zestien sanskaars is in mijn ogen ook een symbool van perfectionisme in het Hindoeïsme: een obsessie met details, regels, orde en plichten. Aan de ene kant verklaart dit kenmerk het succes en de rijkdom van vele Hindoes. Aan de andere kant is het ook een bron van frustratie en ontevredenheid. Een leven vol tradities en rituelen is stressvol, als men daarnaast ook nog carrière wil maken, groente in de achtertuin wil kweken, actief lid wil zijn van de plaatselijke vereniging, fit wil blijven en ook nog goede relaties met gezin en grootfamilie wil onderhouden. De meeste Hindoes kunnen niet meer voldoen aan het ideaal van het Hindoeïsme. Een voorbeeld is meneer Badhya, die zeer traditioneel en gelovig is. Hij heeft alles, een mooie vrouw, een groot huis, een goed inkomen, twee dochters en een zoon. Hij sport regelmatig en is actief als klein landbouwer. Maar hij is depressief en bezorgd. Hij vindt zijn vrouw en kinderen onverantwoordelijk en onverschillig, omdat ze zijn geloofsovertuigingen onvoldoende serieus nemen. De kinderen doen het goed op school en gedragen zich niet anders dan de meesten van hun leeftijdgenoten. Hij stelt echter hoge en onredelijke eisen aan ze en heeft steeds kritiek op ze. Zijn starre houding ontneemt zijn vrouw en kinderen alle plezier en zelfvertrouwen. Ze ontwijken en vermijden hem. Onze pandit zou dit onaangepast perfectionisme hebben afgekeurd. De fanatieke gelovige bereikt een averechts effect. Een flexibele houding is gewenst. Deze pandit en ik konden gemakkelijk door een deur.
 
D. Balraadjsing
 
 

error: Kopiëren mag niet!