In de voorgaande eeuwen werd Zuid-Amerika door Europeanen, die vrijwel allen Christenen waren, ontdekt en door hen gekoloniseerd. Zo waren Hollanders de kolonisators van Suriname. Deze mensen hebben toen uit andere delen van de wereld, personen van verschillende rassen naar Suriname overgebracht. Het hoofddoel was om deze immigranten optimaal in te zetten in voornamelijk de landbouw, ten einde de export van landbouwproducten te kunnen bevorderen. Maar deze mensen hadden allemaal hun eigen cultuur met een eigen geestelijke achtergrond die bovendien heel veel van elkaar verschilden. Die culturen verschilden ook aanmerkelijk met die van de kolonisten en van de inheemsen. De veelal Christelijke kolonisators hadden de regeermacht van Suriname in handen. Hun eigen cultuur en hun godsdienst stelden zij, hoe kan het ook anders, boven die van de inheemsen en van de immigranten. Zij hebben vervolgens, bekeken van uit hun godsdienstleer, hun bijzondere dagen verheven boven die van de anderen. Zij hebben die dagen als nationale vrije dagen erkend. Op die dagen mocht er geen arbeid door de gemeenschap worden verricht. En dat werd een kerkelijke traditie die tot heden ten dage is voortgezet. De nakomelingen van de immigranten hebben ook, na vele eeuwen, bij de desbetreffende overheden er op aangedrongen dat ook zij in aanmerking moesten komen voor erkenning van hun cultuur. Aangezien zij de tradities van hun voorouders hebben behouden meenden ook zij, volgens de cultuur die zij beleven, recht te hebben op nationale vrije dagen op de bijzondere dagen. Het is natuurlijk belangrijk dat een land een hechte samenleving heeft. En op grond daarvan heeft de overheid voor elk van hen een bepaalde datum in het jaar als een nationale vrije dag erkend. Zo kan dan vrijwel elke culturele groepen het verfijnen van hun geestelijk en zedelijk leven optimaal beleven. Maar hierdoor is ook het aantal nationale vrije dagen per jaar aanmerkelijk toegenomen. De vraag die in dit verband direct gesteld moet worden is of dit economisch bekeken wel of niet in het belang is voor de verdere ontwikkeling van Suriname. Het land verkeert momenteel in een bepaalde fase van ontwikkeling. Na gedegen evaluatie is gebleken dat delen van het bedrijfsleven hiervan veel nadeel ondervinden. Er zijn vele bedrijven waar op zo een dag de vaste lasten doorgaan terwijl er daartegenover geen inkomsten zijn. Denkt u maar bijvoorbeeld aan de particuliere lijnbushouders die allen ondernemers zijn. De marktventers met hun heel sterk aan bederf onderhevige landbouwproducten. Het is toch wel van belang dat ten voordele van de verdere ontwikkeling van ons geliefd Suriname, de nationale vrije dagen nader worden bekeken en als zodanig door de overheid ook nader worden geevalueerd. Een jaar heeft normaal al tweeënvijftig ( 52 ) zondagen die vrije dagen zijn. Opgeteld met het aantal nationale vrije dagen is het totaal onverantwoord als wij dit plaatsen tegen het licht van een gezonde economische ontwikkeling. De staat mag, met het oog op onze huidige monetaire toestand, niet onnodig inkomsten ontberen. Het is bekend dat elk begin moeilijk kan zijn. Echter is de wijze van aanpak van de huidige regering met betrekking tot de verdere ontwikkeling van het land tot nog toe heel goed te noemen. Deze aanpak geschiedt heel anders dan voorgaande jaren. Naar aanleiding van het bovenstaande is het belangrijk op het navolgende te wijzen. Er werd in verband met de herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij in Suriname behalve de nakomelingen van de toenmalige slaven ook nog enkele Christelijke kerken in het buitenland, bij Nederland aangedrongen pardon te vragen aan de Surinaamse gemeenschap en wel als toenmalige slavendrijvers. Een der voornaamste geboden van de schepper van hemel en aarde is: heb jouw naasten lief gelijk je zelve!! Moet in deze, de leiding van het Christendom dan ook niet een pardon vragen aan het Surinaamse volk??
Edward Marbach