De ‘mi sjwaki’-mentaliteit heeft gemaakt dat de mannen die nu voetballen in Suriname inderdaad mentaal en door een natuurlijke straf ook fysiek zwak zijn geworden. Het feit dat wij in het hedendaags Surinaamse voetbal ons mannetje niet kunnen staan, heeft te maken met de enorme degradatie die is opgetreden in het denken van de Surinaamse voetballende man. We zitten midden in de transferperiode van de SVB en clubs zijn bezig om voorbereidingen te treffen voor het nieuwe voetbalseizoen. Er zijn voetbalclubs die spelers gaan aantrekken en anderen zien soms een door hen opgeleide jeugdspeler vertrekken. De sleutel van een transfer ligt volgens het geldige transferreglement van de SVB in handen van de speler. Spelers bepalen waar zij gaan spelen volgend jaar en daarbij zijn zij niet te stoppen. Voetballers die een jaar niet zijn geregistreerd bij een club zijn transfervrij, hetgeen betekent dat de club van uittreding geen transferbedrag kan vergen van de club van toetreding. Weliswaar moet de eerstgenoemde club zijn medewerking verlenen aan het uittreden van de speler middels ondertekening van de transferformulieren. Doet de club lastig om de medewerking te verlenen, dan is de bond waartoe de weigerachtige club behoort, gerechtigd om deze formulieren te ondertekenen. Wat er in deze periode gebeurt, is dat de clubs elkaar niet besparen en het heel lastig maken voor elkaar om spelers over te nemen. Voetbalclubs stellen overnames tot het uiterste uit en vragen benaderende clubs steeds om over een week te bellen. Het risico daarbij is dat men allicht door het steeds uitstellen buiten de transferperiode komt te zitten en/of de tijd niet meer heeft om tijdig bezwaren te maken. Hetzelfde geldt voor het vertrek van voetballers die niet transfervrij zijn. Is de voetballer geregistreerd bij een bepaalde club het laatste seizoen, dan kunnen zij niet transfervrij zijn, dus dan moet een door de SVB bepaald transferbedrag worden betaald aan de uittredende club door de voetbalclub waar de voetballer nu toetreedt. Wat thans in de praktijk voorkomt, is dat een aantal clubs, ondanks een speler al op de transferformulieren van de nieuwe club heeft getekend, toch weigert om medewerking te verlenen (onder betaling van het transferbedrag door laatstgenoemde club) bij een transfer. De zaak wordt steeds op de lange baan geschoven, met de kennelijke bedoeling om de nieuwe club te doen belanden buiten de transferperiode. De transferperiode houdt op in de eerste week van september (7 september). In de transferperiode wordt duidelijk hoeveel geld door bepaalde clubeigenaren aan de spelers wordt betaald. Het is verbazingwekkend dat zelfs in de lagere klassen, dus bij de randdistrictsbonden, er duizenden US dollars aan spelers worden betaald en dat er zelfs hele auto’s worden gegeven aan spelers. Soms blijkt dat deze spelers ondanks de grote bedragen aan ‘tekengeld’ die zij ontvangen, toch niet verschijnen op de training. Alzo zetten zij na getekend te hebben op de moederlijst (waardoor men officieel speler van de club wordt) de clubs onder druk om hen te betalen voor het verschijnen op de training. Wanneer clubs overstag gaan dan zijn er spelers die tijdens wedstrijddagen noodzakelijk ‘in het binnenland’ zullen zijn, of opeens moeten werken of als ze er zijn behoorlijk gas terugnemen en benedenmaats presteren. Zodoende zetten zij clubs onder druk om hen premies te betalen voor elke wedstrijd. Wat ook heel vaak voorkomt, is dat er iets hapert aan de knie van een speler voor een wedstrijd. Er moet dan door de club een bepaald bedrag betaald worden aan de speler, zodat hij naar een binnenlandse dresimang kan gaan die de knie met wondermiddelen binnen een aantal dagen kan genezen. Een ander fenomeen is ook de schoen die gebruikelijk door bepaalde clubs (gedeeltelijk) bekostigd worden. Er zijn voetballers die, wanneer de club geen limiet stelt aan haar bijdrage, bij de aankoop van een schoen niet kijken naar de kwaliteit en degelijkheid van een schoen, maar naar de prijs. Men probeert de club te dwingen om de duurste schoen voor hen te kopen. Maar wat voor en tijdens de competitie ook heel vaak voorkomt, is dat spelers clubvoorzitters regelmatig bellen om hem te vertellen dat ze ‘sjwaki’ zijn, hetgeen dus erop neer komt dat ze ‘skeer’ zijn, dus geen geld op zak hebben om brood te kopen voor zichzelf, het gezin of eventueel ook een buitenvrouw. Soms gaat het dan om voetballers die een baan hebben waar goede bedragen worden betaald. Deze cultuur van bedelen maakt dat deze mannen in het dagelijks leven de kracht niet kunnen ontwikkelen om op eigen benen te staan en bijvoorbeeld te zorgen voor eigen huisvesting. Men zou bij bepaalde clubs die door bepaalde rijke mannen worden gedraaid, duizenden dollars krijgen, maar blijven deze spelers bezitloos, kunnen ze niet eens een kavel kopen om zoetjes aan een huis erop te zetten. Er moet een onderzoek worden gedaan in Suriname hoe groot de groep bedelaars is die rondloopt in Suriname en in welke mate deze bedelaars doorsijpelen naar de nationale selecties. Als blijkt dat deze bedelende voetballers doorgroeien naar de nationale selecties, dan is de mate waarin dat gebeurt een verklaring waarom wij geen stappen vooruit maken met onze nationale selecties. Men ‘…. een buffel’ uiteraard wanneer men tegenover zelfverzekerde spelers die arrogant kijken, komt te staan. Deze spelers houden onze bedelende Natio-jongens een spiegel voor en het resultaat is dan het minderwaardigheidscomplex waarvan het druipt in onze wedstrijden met bepaalde teams. We moeten geen bedelaars hebben in de nationale selecties, maar mannen die in het sociaalmaatschappelijk leven hun mannetje kunnen staan zonder steeds op de stoep van de voorzitter te gaan staan voor een gasbom of een zak rijst. Een aantal sportende mannen in Suriname zoekt niet naar hengels (een baan), maar alleen naar vissen (geld). Een aantal Surinaamse spelers leeft ondanks het geld dat hen toegestopt wordt in erbarmelijke omstandigheden in krakerswijken en volksbuurten. Men leeft in huizen zonder stroomaansluiting en in krotten. Opmerkelijk is dat al de bedragen die men krijgt, toch niet leiden tot enige mate van materiële vooruitgang. Het fenomeen van bedelende voetballer is niet nieuw, maar de schaal neemt wel toe. Er is een aantal bedelende voetballers dat als een leegloper sterft. Een aantal spelers in Suriname is tot op het bot vergiftigd met een onbeschaamd materialisme dat hen wel beschouwd toch nergens naar toe brengt. Dit geldt voor een aantal voetballers en soms ondanks de club bij het eerste gesprek met de speler aangeeft dat ze niet van plan is om de speler te verzorgen of premies en hoge bedragen te betalen. Men geeft dan in de eerste gesprekken aan dat geld niet al te belangrijk is, maar wanneer de club afhankelijk wordt van deze spelers en geen nieuwe spelers meer voor het seizoen kan inschrijven, dan achten deze spelers de tijd rijp om de club onder druk te zetten. Grote boosdoeners zijn een aantal rijke ondernemers in Suriname, die vaak zelf niet hebben gevoetbald. Het in het dagelijks leven ruim verdiend geld – soms bloedgeld – wordt gestrooid over de spelers. Deze mannen in zowel de topsectie als in de hoogste klassen van de randdistricten heeft een groot aantal spelers in Suriname vergiftig met geld en ons voetbal kapot gemaakt. De SVB heeft nu een denker aan het hoofd en moet manieren bedenken om het tij te keren. Het niet in acht nemen van giften aan spelers bij een transfer (maar alleen het transferbedrag) is niet genoeg.