Door de regering is recent voor de tweede keer een wetsontwerp aangaande de instelling van een Constitutioneel Hof (CH) ingediend. De kans is groot dat deze binnenkort op de agenda van DNA wordt opgebracht. De laatste keer dat het CH ter sprake kwam, was in verband de voortzetting van het 8 decemberstrafproces na aanname van de Amnestiewet. De rechter had toen de rechtszaak min of meer verdaagd totdat een in te stellen CH uitspraak over de grondwettigheid van deze wet zou doen. De voorlaatste 2 keren dat het CH fundamenteel ter sprake kwam, was in 2000 ten aanzien van de onduidelijkheid die er zou bestaan rond de afzetting van de president (toen Jules Wijdenbosch). Daarna was het weer ter sprake toen de A-Combinatie werd uitgesloten tot verkiezingsparticipatie in 2010.
Samenstelling
Het voorstel is om een Constitutioneel Hof in te stellen, dat gevormd wordt door een voorzitter, een vicevoorzitter en 3 leden, waaraan 4 plaatsvervangende leden worden toegevoegd. Zij worden benoemd voor een periode van 5 jaren door de president van de Republiek Suriname op voordracht van DNA, met de mogelijkheid van herbenoeming voor ten hoogste eenzelfde periode. De DNA draagt voor met een besluit waarvoor een simpele meerderheid is vereist. De CH-leden moeten 45-plussers zijn, die tenminste 10 jaren in een of meer juridische beroepen (rechtendocent, juristen bij wetgeving, zittende of staande magistratuur en advocatuur) werkzaam zijn of zijn geweest, dan wel een staatsrechtelijke functie (lid volksvertegenwoordigend lichaam, regeringslid, Staatsraad-lid, Rekenkamerlid of docent Staatrecht) hebben vervuld. Deze personen moeten niet tegelijkertijd in de functie zijn van zijn van president of vicepresident van het Hof van Justitie, leden of ledenplaatsvervangers van het Hof van Justitie, de procureur-generaal en van de overige leden van het OM. De personen binnen het CH worden, op voordracht van het Hof aan de Juspol-minister, door de president ontslagen. Inmiddels is in het wetsontwerp het woonplaatsvereiste in Suriname voor CH-leden weggelaten. De CH-secretaris moet nu wel universitair geschoold zijn.
Taken: wetten, beschikkingen, resoluties vs. grondwet en verdragen
Het CH heeft een tweeledige taak. In eerste instantie toetst het – op verzoek van minimaal 7 DNA-leden, een gewone meerderheid van een volksvertegenwoordigend orgaan, politieke organisaties of mensenrechtenorganisaties – of wetten in overeenstemming zijn met de Grondwet en verdragen. Het CH beoordeelt daarnaast – na een verzoek van belanghebbenden – ook of schriftelijk vastgelegde bestuursbesluiten (resoluties, ministeriele en andere beschikkingen, presidentiële besluiten) in lijn zijn met de grondrechten genoemd in hoofdstuk V van de Grondwet. Een belanghebbende is iemand die meent dat door een bestuursbesluit zijn uitoefening van grondrechten is aangetast. De president of namens hem een minister kan het CH verzoeken tot beide soorten toetsingen: van wetten en van bestuursbesluiten. Het Hof toetst op verzoek de inhoud van een wet of gedeelte daarvan aan de Grondwet en aan de burgers verbindende bepalingen van volkenrechtelijke overeenkomsten, doorgaans dus de mensenrechtenverdragen. Staatsbesluiten en districtsverordeningen worden niet onder ‘wet’ begrepen. De periode om op te komen tegen wetten of bestuursbesluiten was eerst voorgesteld op 3 maanden en nu bijgesteld naar 4 jaren.
Opschorting rechtszaak: prejudiciële vraag
Het wetsvoorstel houdt rekening met eventueel de mogelijkheid van de rechter om een prejudiciële vraag te stellen aan het CH. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan een hoger gerecht betreffende de uitleg van een rechtsregel. Hangende de behandeling van die vraag bij de hogere rechter, wordt doorgaans de procedure voor de lagere rechter geschorst. De lagere rechter zal na de prejudiciële uitspraak zelf ook uitspraak doen met toepassing van de prejudiciële uitspraak. Voor de gevallen waarin de burgerlijke rechter verplicht is omtrent de strijdigheid van de toepassing van de bepalingen van de wet met de grondwet of een verdrag te oordelen, is het systeem van prejudiciële vraagstelling in het wetsontwerp opgenomen. Geen prejudiciële vraagstelling is toegestaan als de beantwoording van de vraag niet noodzakelijk is, er geen twijfels zijn over de vraag en er sprake is van een spoedzaak. Het wetsontwerp verwacht niet dat het vaak zal voorkomen dat een toetsingsverzoek aan de rechter is gedaan en die betrekkelijke wet tevens aan het Hof ter toetsing is voorgelegd. Toch is het voorstel men dat in geval van een dergelijk samengaan van procedures de rechter de verdere behandeling van de zaal zal schorsen, totdat het Hof ter zake een beslissing heeft genomen. Er is limitatief aangegeven in welke gevallen er geen schorsing plaatsvindt. Belangrijk is dat de rechter in afwachting van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel al, ‘een in behandeling zijnde zaak… ambtshalve naar eigenbevinding voor redelijke termijn’ kan schorsen. In deze periode voor de inwerkingtreding kan de rechter al een prejudiciële vraag stellen.
Consequenties van CH-besluiten
Het CH moet binnen 3 maanden na verzoek uitsluitsel geven. Oordeelt het Hof dat er strijdigheid met een of meer bepalingen van de Grondwet of een volkenrechtelijke overeenkomst bestaat, dan wordt de desbetreffende wet of gedeelte daarvan dan wel het getoetste bestuursbesluit door het Hof onverbindend verklaard. De wet of gedeelte daarvan of het bestuursbesluit wordt dan geacht onverbindend te zijn met ingang van de dag van de beslissing van het Hof. Uit een onverbindend verklaren kunnen op den duur schadeclaims voortvloeien. De periode voor de burger om civiele vorderingen in te stellen naar aanleiding van het besluit van het CH is verruimd van 30 naar 60 dagen in het voorstel.