ABOP- voorzitter Ronny Brunswijk is niet ontevreden over de minister van Justitie en Politie, Edward Belfort. Hij meent dat de minister zijn uiterste best doet en dat hij tevreden is over zijn beleid. De minister wordt in de uitvoering van zijn beleid ondersteund door de commissaris van politie die ook goed werk verricht. Daarom worden de uitlatingen van de CLO- voorzitter Ronald Hooghart als zeer kwalijk beschouwd door de ABOP- voorzitter. Hooghart is zeer ontevreden over het beleid van de Justitie-minister en meent dat hij een pas op de plaats moet maken.
Brunswijk vindt dat wanneer Hooghart problemen heeft met Belfort, hij zich tot hem moet wenden, omdat hij de voorzitter is van de partij waaruit Belfort komt. Hij attendeert Hooghart erop dat niet hij het voor het zeggen heeft en ook niet kan bepalen welke minister weg moet. Brunswijk ervaart de negatieve uitlatingen over de minister als zeer lastig en vindt dat het ook niet prettig is voor de minister om steeds negatief besproken te worden. Hij doet een oproep aan Hooghart om de minister met rust te laten.
Over het beleid dat wordt gevoerd, zegt Brunswijk dat het niet excellent is, maar dat hij ook niet ontevreden is. Hij erkent dat de criminaliteit is toegenomen, maar vraagt zich af of dat geen scenario is. Voorts geeft hij aan dat de minister samen met de korpschef zijn uiterste best doet om de criminaliteit in te dammen, maar dat het stelen en roven persoonlijk is. ‘Je kan niet van te voren weten dat een persoon gaat stelen.’ Het DNA-lid geeft aan dat er strengere maatregelen moeten komen en dat de samenleving ook bereid moet zijn om met de politie samen te werken. Indammen van de criminaliteit is volgens hem niet een kwestie die alleen de politie regardeert, maar ook de samenleving.