Het is verontrustend wanneer zogenaamd jong kader van een grote politieke partij elkaar bijna in de haren vliegt. In de media is gemeld dat naar aanleiding van positieverschuivingen in DNA-commissies als gevolg van het aanvaarden van het ministerschap door een prominente partijgenoot dit zich heeft voorgedaan. Het is geen goed gezicht, niet parlementair, dat twee partijgenoten die nota bene geen uitgesproken tegenovergestelde politieke standpunten hebben, elkaar bijna in de haren vliegen. Het opmerkelijke in deze is dat het gaat om twee academisch gevormde jonge politici. De oorzaak van de onderhuidse spanning zal later misschien duidelijker worden, maar we weten dat een van de twee binnen de partij negatief in het nieuws kwam toen die minder gevoelig zou zijn voor het aannemen van de Amnestiewet, die in april 2012 in DNA werd goedgekeurd. Aanhangers van de NDP zijn vrij confronterend en provocerend geweest naar deze persoon rond die tijd. Vernomen wordt dat het betreffende lid in eerste instantie haar lidmaatschap in een aantal commissies had neergelegd, nadat exponenten uit haar eigen partij haar ervan verwittigden dat zij naar hun oordeel slecht presteerde in die commissies. Nu is het mogelijk dat commissieleden niet naar verwachting presteren en helemaal goed is het als intern er structuren zijn die objectief kunnen vaststellen of de prestaties van een partijgenoot voldoen. Dit geldt vooral wanneer het gaat om jongere onervaren parlementariërs, maar ook voor de oudere politici. Belangrijk is dat er vanuit het wetenschappelijk bureau begeleiding plaatsvindt van de parlementariër en niet dat er aan elkaars haren wordt getrokken. Het is aan te bevelen dat vooral de jongere parlementariërs specifiek belast worden met bepaalde beleidsgebieden, waarop ze zich moeten concentreren en de partijstandpunten kenbaar maken. Het wetenschappelijk bureau moet technisch en inhoudelijk zorgen voor de verdere begeleiding en vorming van deze leden. Het is niet gezond voor de kadervorming dat al bij de eerste vaststelling gesproken wordt over het stappen uit commissies. Leidinggevenden moeten jonge parlementariërs niet daartoe dwingen en de politici moeten zich aan de andere kant ook openstellen voor vorming. De wijze waarop de vaststelling dat een DNA-lid tekort schiet gebeurt, duidt erop dat er iets als een ruzie zich heeft voorgedaan of tenminste dat er zware verwijten zijn gemaakt. De fractieleider had de zaak beter moeten begeleiden. Gezegd wordt dat het DNA-lid al in kleiner verband afstand had gedaan van haar lidmaatschap in de commissies, maar de fractieleider in de vergadering verzuimd had deze opzegging mede te delen. Hieruit blijkt ook dat de fractieleder bij het bedanken van het lid, niet adequaat daarop is ingegaan en kennelijk gedaan heeft alsof hij de opmerkingen en mededelingen niet had gehoord. Het DNA-lid voelde zich genoodzaakt om haar terugtrekking uit de commissies zelf kenbaar te maken aan de DNA. Dit alles duidt erop dat de fractieleider niet aan de overige partijen heeft willen mededelen dat er spanningen zijn binnen de partij. Aan de andere kant is de actie van het DNA-lid wellicht erop gericht geweest om kenbaar te maken dat zij ontevreden is met de gang van zaken in de partij en haar behandeling. Partijgenoten hebben onder het gegeven van een spanning graag dat de vuile was binnenshuis wordt gehouden. In dit kader kunnen de ruzies in de partij ook worden geplaatst.
Het betreffende DNA-lid heeft laten doorschemeren dat haar positie in de partij in het geding is, omdat ze ‘voor het ergste’ vreest en dat zou kunnen zijn dat zij niet meer geplaatst zal worden op de DNA-kandidatenlijst. Dat betekent dus dat voor dit DNA-lid er nu ruimte ontstaat om uit te wijken naar een andere politieke partij. Het een en ander kan te maken hebben met de inzet die aan de dag wordt gelegd door de fractieleider om de fractie te leiden. Terwijl er hard is gevochten in het NDP-kamp tussen jonge DNA-leden, is er daarop kritiek van anderen die min of meer de zaak hebben kunnen volgen. Onder andere is het bezwaar op het gedrag van de parlementariërs dat niet als een voorbeeld dient naar hun voornaamste doelgroep, de jongeren.In elk geval is de recente calamiteit binnen de NDP-fractie niet bevorderlijk voor de roep naar meer verjonging in de politiek. Uit het voorval blijkt dat fractieleiders wat de interne gang van zaken betreft moeten waken voor spanningen in de eigen fractie en daarop inspelen. Over het algemeen moeten jonge en beginnende politici in de politieke partijen via gefaseerde kadertrainingen worden gevormd voor het politieke werk. Bij die vorming moeten alle opvattingen met betrekking tot de politiek worden besproken en moet een lijn worden onderwezen. Een punt is bijvoorbeeld de plaats van de eigen opvatting van het DNA-lid in relatie tot een partijstandpunt. Hoe handelt een DNA-lid als het persoonlijke standpunt indruist tegen een bepaald partijstandpunt? Hoe worden partijstandpunten kenbaar gemaakt in DNA? Eenmaal verkozen moeten DNA-leden genoegzaam op de hoogte zijn over partijafspraken aangaande de houding in het parlement. En vooral hoe omgegaan moet worden in tijden van niet overeenstemmende opvattingen of een conflict. Politieke partijen moeten het kader dat zij op enig niveau (rr, dr, staatsraad, DNA) gaan gebruiken, altijd onderwerpen aan een politieke training waarin ook aandacht besteed wordt aan de protocollen. Dat gebeurt tot nu toe te weinig, ten nadele van de politieke partijen zelf.