Het Surinaamse Bureau voor Standaarden heeft belanghebbenden uitgenodigd om op- en aanmerkingen te maken ten aanzien van 3 nieuwe standaarden die zijn geformuleerd door een commissie en die te maken hebben met voedsel en de verpakking daarvan. Het standaardenbureau is al formeel enige jaren terug ingesteld en heeft getracht om vaste voet aan de grond te krijgen o.a. middels de massamedia. Inmiddels is wel behoorlijk bekend dat een standaardenbureau bestaat, maar enige impact op de Surinaamse industrie bestaat vooralsnog niet. Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat het bureau ervoor moet zorgen dat met trots door de Surinaamse industrie de label ‘made in Suriname’ kan worden geplaatst oftewel dat door Surinaamse bedrijven geproduceerde goederen en diensten voldoen aan een zekere kwaliteitsniveau. Tot nu toe laat dit behoorlijk te wensen over, vooral als het gaat om kleine ondernemers. Een belangrijk probleem daarbij is enige mate van ongeletterdheid bij deze ondernemers. In de eerste plaats is men niet in staat om consistent een aantal gegevens op bijvoorbeeld de verpakking van verwerkt voedsel aan te geven, omdat men het schrijven in onvoldoende mate beheerst of een digibeet is. Voordat bedrijven wettelijk verplicht worden om bijvoorbeeld wat de verpakking betreft te voldoen aan een aantal voorwaarden, zou het handig zijn als een overheidsafdeling of een door de overheid ingehuurd bedrijf kleine en middelgrote ondernemingen begeleidt in het proces. Tot nu toe is dat niet het geval. Er wordt voedsel verwerkt en verkocht en soms gaat men ook ertoe over om conserveringsmiddelen te gebruiken om de houdbaarheid te garanderen. Echter verzuimt men om aan te geven welke additieven bij de verwerking zijn gebruikt. De meeste consumenten van deze producten zijn Surinamers die niet bewust zijn van enig risico dat ze daarmee nemen. Men gaat ervan uit dat kopen van eten in een restaurant vrij drempelloos is, waarom zou het dan niet mogen in een supermarkt. Door de consumentenorganisaties wordt in ons land niet echt de nadruk gelegd op het gevaar en risico’s van deze producten. Kennelijk wil men geen oproer gaan kraaien of onrust zaaien onder de bevolking.
Feit is wel dat het standaardenbureau nog een heleboel werk te verzetten heeft. Het bureau is bij wet ingesteld en heeft wettelijk de bevoegdheid om op de voorgeschreven wijze standaarden vast te leggen. Deze standaarden dienen niet alleen gericht te zijn op de verpakking van verwerkte voedselwaren, maar ook op het productieproces. Surinaamse ondernemers moeten al voor het opzetten van een industrieruimte, hoe klein ook, duidelijke richtlijnen hebben op internationaal niveau omtrent de inrichting van deze ruimte. Deze standaarden moeten gemakkelijk te volgen zijn en ter beschikking te zijn voordat bouwwerkzaamheden beginnen. Dit brengt met zich mee dat startende ondernemers moeten weten dat voordat zij met het bouwen van een industrieruimte beginnen, zij zich moeten melden bij een overheidsdienst voor begeleiding en instructies. Iedereen die in de voedselverwerking zit, moet beschikken over vaardigheden met betrekking tot de voedselveiligheid. Dit betekent dat degene die bijvoorbeeld chips bakt, niet alleen gezond is maar zelf een diploma voedselveiligheid moet hebben of iemand moet inzetten om de voedselveiligheidsregels strikt na te leven. De vaste locatie die aan de standaarden voldoet moet regelmatig gecontroleerd worden. Er moet geen wildwest toegelaten worden in de voedselbranche, anders zet de regering de algemene volksgezondheid in gevaar. Dat geldt ook voor bakkerijen. Alle voedselverwerkingsbedrijven moeten door de regering op basis van de wet onder de werking worden geplaatst van het standaardenbureau dat instructies dient te geven over elk productieproces en elke verpakking. Wat het laatste betreft, moeten alle ondernemers, ook kleine, onderworpen worden aan uniforme regels gebaseerd op internationale standaarden.
Het standaardenbureau is eindelijk gekomen in een fase waar het nu standaarden die zullen gelden voor verpakkende voedselverwerkers, aan de doelgroep voorlegt. Het is een positieve stap dat het bureau de doelgroep een kans geeft om op- en aanmerkingen te maken op de inhoud van de standaarden. Gehoopt wordt dat het bureau bij het formuleren van de drie standaarden, gebruik heeft gemaakt van de input die gegeven is door de vertegenwoordigers van de producenten die in de voorbereidingscommissie zaten althans moesten hebben gezeten. Heel vaak komt het voor dat deze vertegenwoordigers van de producenten niet in de positie waren om breedvoerig de inhoud en de min- en pluspunten daarvan te bespreken met de achterban. Nu wordt de kans voor inspraak geboden met een strakke deadline en de vraag is of de producenten die meestal op zichzelf staan en niet verenigd zijn, in staat zullen zijn om de inhoud van de standaarden tot zich te nemen en de gewenste input te geven. Zelfstandig zal het een aantal producenten, vooral de eenmansbedrijven, zeker niet lukken om de standaarden door te nemen, te begrijpen, kanttekeningen te formuleren en deze te mailen. De vrees bestaat dat een aantal producenten zelfs niet eens op de hoogte zal zijn dat er standaarden op handen zijn en dat ze hun input kunnen geven. Het standaardenbureau heeft hopelijk ook de radio gebruikt om in minder formele taal de producenten te bereiken. Feit blijft dat met de voedselveiligheid niet te sollen valt. Het bureau moet versneld werken naar standaardisatie van de totale voedselindustrie in ons land.