‘Gebouw ontdoen van stof’, ‘banken voor de winkel verwijderen binnen 24 uur’, gebouw ‘schoonmaken’, ‘magazijn grondig schoonmaken, bespuiten + goederen op pallets plaatsen’, ‘vuil voor winkel dagelijks opruimen’ en ‘vuilcontainer moet deksel krijgen’. Dit zijn de instructies die door een bestuursopzichter in een district aan een winkel zijn gegeven. In feite had de ondernemer die zulke instructies krijgt aan de ene kant moeten schamen dat hij een overheidsfunctionaris door zijn klantonvriendelijkheid en maatschappelijk onverantwoord ondernemerschap de ruimte geeft om deze opmerkingen te maken en aan de andere kant gelijk dankbaar dat die functionaris hem zijn ogen opent. Wat wij echter zien is dat ondernemers klagen dat bestuursopzichters hun dwingen om een degelijke zaak eropna te houden. Dat is een heel vreemde zaak en waarschijnlijk te verklaren aan het feit dat er niet veel waarde gehecht wordt aan de eigen klanten en dat er een nijpend gebrek bestaat aan zelfrespect en beroepstrots. Daags terug schreven wij over het totaal niet acceptabel zijn van zogenaamde ‘varkensstallen’ als winkels. Het is zeer terecht dat de dc’s nu streng optreden tegen winkeliers die een zeer slordige winkel eropna houden. De enige winnaar in zo’n situatie kan een winkelier zijn die alleen uit is op snel geld. De dc’s moeten harder gaan optreden tegen personen die openbare plaatsen uitbaten, maar ook ondernemers die openbare werken uitvoeren langs de weg. Wat het laatste betreft, merken wij dat aannemers heel egoïstisch te werk gaan en helemaal niet de moeite nemen om een zekere zorgvuldigheid in acht te nemen teneinde representatief te zijn. Zo graaft men langs de kant van de weg en dumpt men zand zonder het zand af te dekken of maatregelen te treffen, zodat voetgangers veilig kunnen lopen. Waarom kunnen Europese aannemers dat wel en de Surinaamse dat niet? De aanpak van de dc van Wanica om streng op te treden tegen smoezelige winkel moet overgenomen worden door de dc’s van vooral Paramaribo en Commewijne. In principe moet niet aan ondernemers opgedragen te worden dat ze een representatief onderkomen eropna houden. Het moet logisch voortvloeien uit de cultuur van dienstbaarheid, die helaas in grote mate ontbreekt bij veel Surinaamse ondernemers. Op middellange termijn is het toch noodzakelijk dat iedereen die goederen en diensten aan de man wil brengen, eerst een ondernemersdiploma op zak heeft. Heeft men dat niet, dan moet het verboden worden dat men een zaak runt. Het gevolg van zo’n diploma is dat representativiteit en marketing wordt bijgebracht, hetgeen zal bijdragen aan het straatbeeld van wijken. In de tweede plaats zal er meer ruimte voor de fiscus ontstaan om een betere naleving van de belastingverplichtingen af te dwingen. In de derde plaats zal het bijdragen aan betere inkomsten en het ontstaan van meer werkgelegenheid. Zo moet van elke onderneming gevraagd worden dat ze een bedrijfslogo en vaste schrijfwijze van de bedrijfsnaam deponeren bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Ook moet van staatswege richting worden gegeven hoe de bedrijven in elk geval in Paramaribo, Nieuw Nickerie en de randdistricten ingericht moet zijn bijvoorbeeld in termen van doorlating van daglicht en kunstlicht en de hoogte van het plafond. Het moet bijvoorbeeld niet toegestaan worden dat een winkelier op en goede dag gewoon een pot verf en een kwast neemt en zijn winkelnaam op de muur neerkwakt, behalve als een uitzonderlijk artistiek doel daarmee wordt nagestreefd. Het bureau voor standaarden moet nu ook normen formuleren voor de handelsbedrijven in de binnenstad en de rest van het land. De handel moet zichzelf serieus gaan nemen en dit zal zeker een effect hebben op de staatsinkomsten via onder meer bestedingen door toeristen gedaan. De stad Paramaribo moet opgekrikt worden en uniforme regels voor het inrichten en onderhouden van winkels moeten doorgevoerd worden, waarbij de klantvriendelijkheid centraal moet worden gesteld. Zo moeten alle winkels betreedbaar zijn voor personen die tijdelijk of permanent moeilijk of niet zelfstandig kunnen bewegen. In de bekende Domineestraat bijvoorbeeld zijn er enkele handelszaken die een voorbeeld geven, maar anderen dan weer niet. Slordigheid moet uit de handel en daarom is het moeilijk om begrip op te brengen voor het protest van de winkeliers van Wanica, een district waar men een hele tijd gewoon zijn gang heeft kunnen gaan. Winkeliers moeten inderdaad banken voor hun winkels verwijderen en het excuus van busgangers slaat op niks. Liever slaan de belanghebbende busgangers en de winkeliers de handen in elkaar om eenvoudige goedkope tenten te bouwen waarin men langs de weg de bus kan wachten. Een winkelier moet voorkomen dat sopi uit zijn winkel, voor zijn winkel wordt gezopen. Dat is zijn primaire zorg en niet het verschaffen van zitplaatsen aan busgangers. Ook het excuus van de wet niet kennen is onacceptabel. Een ondernemers moet de handelsregels, zijn vergunningsvoorwaarden, regels met betrekking tot hinder en de openbare orde en rust en het milieu en arbeid te kennen. Het niet kennen van de regels is geen recht om hem te verschonen. De dc’s moeten nu werken aan eenvoudige handboeken en reglementen die aan de winkeliers, ongeacht nationaliteit, geslacht, leeftijd of scholing, moet worden overhandigd. Ook moeten alle ondernemers in een sessie door de Kamer na een inschrijving of wisseling van de wacht worden ingelicht. Waarvoor de dc wel moet oppassen, is dat de bestuursambtenaren selectief optreden tegen bepaalde winkeliers en bepaalde hun gang laten gaan. Dit zal leiden tot een gevoel van discriminatie. Een upgrading van onze winkels is echter zeker gewenst.