Het feit dat in de afgelopen periode een aantal ministers is vervangen, geeft aan dat in de betreffende beleidsperiode er een inefficiënt beleid is gevoerd op de betreffende ministeries. De autoriteit die de ministers aanstelt en vervangt (benoemt en ontslaat) is onzorgvuldig bij het bemannen van ministeries. Dat is de oorzaak waarom het beleid op veel ministeries faalt, dat het niet draait om het uitvoeren van het ontwikkelingsprogramma, maar het uitzitten van een termijn waarbij zoveel mogelijk partijvrienden meegenieten van gratis salaris en andere overheidsprivileges. Het antwoord op de vraag waarom zoveel ministers vervangen moeten worden, moet heel simpel zijn: men zet niet de meest geschikte personen op de meest geschikte plaatsen. Politieke partijen verdelen de regering over hun aantal ministers op een ontleedtafel, zoals Afrika eens door de Europeanen langs liniaallijnen werd verdeeld. Elke partij in Suriname die deelneemt aan de regering mag in Suriname legitiem zijn ‘aandeel van de koek’ opeisen. Als iedereen naar eigen believen ministers mag voordragen, heeft het vervangen van ministers geen zin, omdat de grondoorzaak van het falen onaangeroerd wordt gelaten en dat is dat Surinamers buiten de politieke partijen niet worden vertrouwd om op de ministersstoel te zitten. Daarmee is ook gelogenstraft de belofte van de president bij aanvang van zijn regeertermijn dat hij met alle Surinamers zal samenwerken. In enkele opzichten is deze belofte gebleken niet te zijn ingelost, vooral wanneer het gaat om de invulling van de hoge ambtelijke posten. Wanneer partijen ‘hun’ ministerie mogen bemannen zoals men dat wenst, dan rijst de vraag hoe betere kandidaten zullen worden voorgedragen. Als we de laatste vervangingen onder de loep nemen, dan is nog steeds niet duidelijk welke overtreding of nalaten van de minister van RGB in het kader van een eventueel bestaand beleid vanuit de president, de aanleiding was tot het ontslag. Welke andere instructies heeft de nieuwe minister? Van de minister van OW is duidelijk dat hij niet is ontslagen vanwege falen van zijn zijde, maar dat hij een missie die naar verluidt privé georiënteerd was, had afgesloten en geen behoefte meer had aan voortzetting van het ministerschap. Zijn grove modus operandi zou ook niet te handhaven zijn. Formeel heet het nu dus dat de NDP ook haar eigen ministers niet spaart.
Opmerkelijk is dat ministers de afgelopen periode vervangen zijn zonder dat duidelijk was op welk stuk men heeft gefaald en wat de nieuwe houding en instructies zijn vanuit de president. In de praktijk zien wij dat alles doorgaat op de oude wijze. Daarom is het alleszins gerechtvaardigd om te zeggen dat het vervangen van ministers niet de oplossing is van eventueel falend ministerschap. Gekeken moet worden in eerste instantie hoe de aansturing, monitoring en begeleiding van ministers plaatsvindt. Vanuit de president vindt geen adequate technische evaluatie plaats van het goedgekeurd beleid en worden ministers niet aangestuurd. Dit kan liggen aan het feit dat men wil voorkomen dat de NDP (vanuit het kabinet) de baas speelt over de andere partijen. Maar dat is onvermijdelijk wanneer een NDP’er de president is. Aansturing van het kabinet is beter dan inbreken in ministeries met commissies. Eveneens moet gekeken worden naar de kwaliteit van de advisering op de departementen van de ministers. Het is van belang om objectieve en deskundige beleidsadviseurs te hebben die technisch de uitvoering van het beleid kunnen ondersteunen en niet bepalen wie benoemd wordt, wie een tuchtstraf moet krijgen, wie in dienst komt en wie voor de privileges in aanmerking moet komen. De president weet vanaf zijn aantreden, omdat hij de meeste van zijn tijd in Suriname heeft doorgebracht en een goed informatienetwerk heeft, dat beleidsadviseurs vaak niet eens de vereiste basisopleiding hebben, laat staan de technische vakkennis. Het is frappant dat nu pas gesproken wordt over de vervanging van beleidsadviseurs, terwijl men op de hoogte zijnde van het destructief gebruik geen instructies daarop heeft gegeven. Coalitieleiders die niet eens een middelbaar schooldiploma hebben, hebben zichzelf laten benoemen tot beleidsadviseurs op de aan hun toebedeelde ministeries. Het is rijkelijk laat als de president na 2010 pas in 2013 ontdekt dat kundige beleidsadviseurs van belang zijn. Bij afwezigheid van kundige beleidsadviseurs steunen ministers zwaar op voor een deel politiek gelieerde en een deel objectieve technische ambtenaren. De houding van de ministers naar deze ambtenaren toe is op elk ministerie bepalend wat de kwaliteit van hun adviezen zal zijn. Als de minister open staat voor vernieuwingen en verandering wil bewerkstelligen via goedgekeurd beleid, zullen ambtenaren bereid zijn innovatieve voorstellen te doen die wel enige risico in zich zullen herbergen. Geeft de minister het signaal dat hij geen koppijn wil en een rustige ambtstermijn wil uitzitten, dan zijn er geen uitdagingen voor deskundigen en zal men ook als zodanig adviezen verkrijgen van de deskundigen. Beleidsadviseurs dienen personen te zijn met een of meerdere academische titels en met bewezen deskundigheid op hun vakgebied.
In Suriname moeten wij constateren dat er in mindere mate gelet wordt op de kwaliteit van de ministers, omdat een ongrondwettelijk instituut als de coalitietop zich taken en bevoegdheden verankerd in de grondwet voor de president naar de ministers toe wil toemeten. Het continue vervangen van ministers wordt aangemerkt als het gevolg van slechte aanstellingen en falende aansturing. Het is ook het teken van een haperende samenwerking in de regeercoalitie.