‘Er zijn heel veel ambtenaren die niet eens SRD 1000 verdienen. Dan wil je dat de ambtenaren SRD 200 moeten afstaan aan jou. Dat kan toch niet. Meneer Wirth is te ver buiten zijn boekje gegaan’, luidt het commentaar van het BEP-assembleelid Ronny Asabina betreffende het schrijven dat Winston Wirth heeft gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken. Asabina doet verder uit de doeken dat het merendeel van de ambtenaren voor het einde van de maand al blut zijn. ‘Het is nog geen 29ste of ze resten maar met een SRD 200 of minder op hun saldo.’ Volgens de politicus is het beslist geen nieuwigheid dat ambtenaren ‘kiele-kiele’ door de maand gaan met hun mager salaris. ‘Weet meneer Wirth dat niet? Het lijkt alsof hij niet in het land woont.’
De BEP-topper wijst er vooral op dat veel ambtenaren leningen hebben lopen. Ze hebben hun vaste verplichtingen, waaraan zij maandelijks moeten voldoen. Er moet vooral niet uit het oog verloren worden dat het verzoek van vele burgers zijn afgekeurd om in aanmerking te komen voor een woning in het woningbouwproject waarmee de Staat thans bezig is. ‘De ambtenaren hebben verplichtingen. Voor hen is het onmogelijk om een lening voor een woning af te lossen. Het is zelfs zo dat bepaalde ambtenaren op negatief staan wat betreft de gelden die zij allemaal moeten aflossen.’ Dit brengt met zich mee dat ambtenaren vaak buitenbaantjes eropna moeten houden om het hoofd boven water te kunnen houden.
‘Misschien is SRD 200 niets voor Wirth maar voor de ambtenaar betekent het heel veel. De politicus bekent tegenover Dagblad Suriname versteld te staan van het artikel waarin stond dat Wirth een schrijven heeft gericht aan de Biza-minister. ‘Hij praat eerst in termen van een voorstel. Maar wanneer je het bericht verder leest dan zie je dat hij een brief schrijft naar de minister. En het moment dat je dat doet, ben je ervan overtuigd dat hetgeen waar je mee bezig bent, goed is. Ik vind het ook zo frappant en gek dat hij niet eens afstemt met de mensen aan wie hij het geld vraagt. Hij schrijft een brief naar de minister van Biza. Hij is wel te ver gegaan.’
Asabina drukt zijn vinger op de zere plek en zegt dat hoewel 1 juli een nationale feestdag is, niet een ieder zich committeert met deze dag. ‘En wie wil een monument van het slavernijverleden hebben. Door wie wordt deze doestelling omhelst? Dat weten we niet. Maar je vraagt geld aan alle landsdienaren. Dat kan toch niet?’
Asha Gajadien-Bhagwat