De weg van economische diplomatie leek in het begin van deze regeertermijn een bloedserieus middel om de sociaaleconomische plannen van de nieuwe regering uit te voeren. Intussen is gebleken dat door dubieuze aanstellingen en gebrek aan sturing dit op zich heel efficiënt middel niet tot uitdrukking is gekomen. De president heeft ten aanzien hiervan een strak sturende functie die niet van de grond kan komen. Niet onterecht is er kritiek op het bezoek van de Surinaamse president aan het Caribisch eiland Haïti. Waar het meer om gaat, is de verkeerde indruk die de president zou willen wekken met betrekking tot het doel van zijn reis. Men wil het gooien op een economische toer en dat is ongeloofwaardig. Als het op de economie aankomt, heeft Suriname een hele hoop in orde te maken om het klein- en middenondernemerschap te faciliteren. Er zijn veel burgers die een zaak willen beginnen en er zijn burgers die met het idee lopen, maar over de streep moeten worden getrokken. Heel terecht is in de kritiek erop gewezen dat Suriname moet handelen vanuit de positie waarin het daadwerkelijk verkeert en met betrekking tot de internationale politiek gaan we uit van de rangschikkingen. Heel vaak zitten we wat het ondernemerschap betreft in de bottom 10 oftewel de 10 slechtste landen uit een hoop van meer dan 180. Haïti is geen land dat ons zal kunnen optrekken op de rangschikkingen en ook op de daadwerkelijke vloer waar Surinaamse burgers een bestaan proberen op te bouwen, zal dit land voor ons van enige betekenis kunnen zijn. De president moet zijn onderdanen instrueren om oprechtheid aan de dag te leggen als het gaat om zijn officiële bezoeken. De reis naar Haïti heeft geen economisch doel, wellicht een humanitaire waarbij Suriname moet faciliteren. Grof gezegd zou het erop neer kunnen komen dat ontwikkelingshulp wordt gegeven. Geven is op zich niet slecht, omdat alleen degenen die hebben uiteindelijke zullen kunnen geven. Suriname is echter nog steeds een ontwikkelingsland en een hoger middeninkomensland. Financiering van het sociaaleconomisch programma van de regering geschiedt op een andere wijze nu dan voorheen. In het parlement moet een discussie komen of Suriname ontwikkelingshulp moet geven, wat de omvang daarvan kan zijn en niet onbelangrijk wat de beleidsmatige en ideologische basis daarvan moet zijn. Het besef moet er wel zijn dat persoonlijke vriendschappen op een andere wijze moeten worden uitgediept. Het is van belang dat voordat de president Suriname bindt aan afspraken met Haïti deze besproken worden in DNA. Naast corruptie en sociale zekerheid blijft het ondernemersklimaat in Suriname een grote zorg, waaraan de president aandacht moet besteden. Rapporten en metingen worden gepubliceerd, maar de regering schijnt daardoor niet bewogen te zijn. Er komt van regeringszijde bijvoorbeeld geen statement op de slechte rangschikkingen wat betreft ‘het gemak om zaken te doen’ (ease of doing business). De regering die zich serieus neemt moet zichzelf binden aan deadlines om het ondernemersklimaat te verbeteren en stappen vooruit te zetten. Vooral de minister van HI is ongezond en onfatsoenlijk stil wanneer het gaat om het ondernemersklimaat. In de meeste landen waar de economie geacht wordt sterk en weerbaar te zijn, valt op dat er ontzettend veel kleine en middelgrote bedrijven actief zijn. In ons land is het relatief moeilijk om in de formele sector actief te zijn als ondernemer. Het ongemak drijft ondernemers naar de informele sector. Door het ongemak in stand te houden, houdt de regering het alleen maar moeilijker voor zichzelf. Uitgesproken profeten van een goed ondernemersklimaat zijn er niet in onze regeringskringen inclusief de president. Suriname scoort heel vaak consistent lager op ondernemerschapsrangschikkingen. Het interessante in dit geval is dat Haïti heel vaak erger is dan het abominabele slecht van Suriname. Tegen die achtergrond moet dus ook de kritiek op de verantwoording van de dienstreis van de president worden gezien. We merkten recent hier op dat vanaf 2010 er een constante dalende trend op de ‘doing business’ rangschikking bestaat voor Suriname. Achtereenvolgend stonden wij van nummer 153, 158, 160 en dit jaar naar 164 op een lijst met 185 landen. Slechts waar het betreft het afhandelen van bouwvergunningen (construction permits), 1 van de 10 indicatoren die onze vriendelijkheid tegenover ondernemers bepalen, slaagde Suriname erin relatief een sprong vooruit te maken. De stijgende trend is daar ingezet al in 2012 (plaats 94). In 2013 staan we 2 plaatsen beter op 92. Heel vaak wordt het aantal dagen om een business te starten aangehaald als het voorbeeld van een ondernemersonvriendelijk klimaat. Vanaf 2011 zakken we constant van 173 en 176 naar nu 178. Wat dit betreft zitten we in de bottom 10. Het slechtst scoren we als het gaat om het beschermen van investeerders: op plaats nummer 183, even hoog als in 2012 en dus op de 2 voor de laatste plaats. Daarna volgt het afdwingen van contracten die gesloten worden: plaats nummer 180, dus ook in de ‘bottom 10’. Wat betreft de administratie van eigendommen/onroerend goed zijn we goed voor plaats 171. Het best scoort Suriname als het gaat om het verkrijgen van elektriciteit: evenals vorig jaar op 39. Daarna volgt het betalen van belasting, waar we in 2010 op een goede 32 stonden en nu op 49. Heel slecht scoren wij ook (relatief) waar het gaat om het verkrijgen van leningen. Waar we in 2010 nog stonden op 139 (slecht) staan wij nu maar liefst 20 plaatsen lager op 159. Suriname trekt door zijn slechte prestaties op deze lijst het regionale gemiddelde (Latijns Amerika/Caribisch Gebied) naar beneden. Dit gemiddelde is 97. In de regio scoort slechts 1 land lager en dat is de door multipele aardbevingen getroffen Haïti. Overall zitten we samen met Haïti in de 25 meest ondernemersonvriendelijke landen ter wereld. Het feit dat we samen met Haïti aan het verkeerde eind van de rangschikking zitten, geeft niet aan dat de twee landen niets met elkaar moeten hebben. De landen kunnen elkaar helpen en daarin duidelijk zijn. De president moeten in zijn interactie met de bevolking de positie en interesses van de landen duidelijk aangeven en geen verkeerde indrukken wekken. De regering verliest anders haar kredietwaardigheid bij de bevolking. Voorts moet door HI een beleid bekendgemaakt, herhaald en benadrukt worden met betrekking tot het ondernemer vriendelijk maken van Suriname. Wat dit betreft scoort de minister vooralsnog een serieuze onvoldoende.