Abop/AC-parlementariër Marinus Bee wil zo spoedig mogelijk revisie van het staatsbesluit van 1982, waardoor de woon- en leefgebieden van Marrons en Inheemsen beter beschermd zijn bij wet. Dit staatsbesluit regelt de positie van traditionele dorpsgemeenschappen rond concessiegebieden. Het staatsbesluit verbiedt de uitgifte van concessies in het woongebied van de tribalen en in stamverband wonende. Deze wet geeft echter de reikwijdte van het gebied niet aan waar wel concessies uitgegeven mogen worden. Het is wettelijk nog niet geregeld binnen een straal van hoeveel kilometers het concessiegebied mag liggen. De wet moet nu gespecificeerd en geactualiseerd worden. Deze afspraken zijn gemaakt om de rechten van de omliggende traditionele dorpsgemeenschappen in het Surgold-gebied optimaal te beschermen.
Nu de exclusiviteit van Surgold uit de gewijzigde Surgold-deal is gehaald, hoeft er volgens Bee geen enkele vrees te zijn dat de deze rechten ondermijnd zullen worden. Met het schrappen van de exclusiviteit is het gebied waarvoor de multinational interesse had (AOI), niet meer gelinked aan haar concessiegebied. Hert waren met name de Pamaka-dorpen die rond het concessiegebied van Surgold gevestigd zijn die ondermijning van hun rechten vreesden. Bee zegt dat het nu de taak is van de volksvertegenwoordigers de bewoners in dit gebied die informatie te geven, dat de gewijzigde deal niet komt aan hun positie en hun rechten die bij wet beschermd zijn. Bee zegt dat de subwetten voldoende zekerheid zullen geven voor deze positiebescherming van de traditionele dorpsgemeenschappen.
Bee was de eerste volksvertegenwoordiger die met bewijzen kon aantonen dat de positie van deze dorpen in het geding zou zijn als de deal met de omstreden bepaling van de AOI zou worden goedgekeurd. Hij onthulde in april dat er nu reeds concessies worden uitgegeven in het gebied waarvoor de multinational interesse had. De ‘Area of Interest’ (AOI) zit in een straal van ruim 45 kilometer. De uitgifte had volgens de parlementariër een speculerend karakter. De concessiehouders zouden na goedkeuring van de deal hun rechten doorverkopen aan de multinational. De uitgiften waren van dien aard dat zelfs delen van dorpen bleken te zijn uitgeven als mijnbouwrechten.