De discussie rond de sociale zekerheid heeft recentelijk zo een vaart genomen dat het erop lijkt dat zaken nu wel geïmplementeerd gaan worden. Over het concept dat een stelsel met een aantal sociale zekerheden bevat, schijnt een zekere mate van consensus te bestaan mede door het reguliere overleg dat plaatsvindt met de betrokkenheid van de president en de vp. Over de wenselijkheid van zo een stelsel mag wel eenduidigheid bestaan, de uitvoering in details is een andere zaak. De vraag rijst uiteraard wie de middelen moet opbrengen voor de verzekeringen en/of een fonds. De vraag rijst uiteraard ook hoe omgegaan zal worden met de omvangrijke informele sector. De middelen die uitgekeerd moeten worden, moeten van ergens komen. Het liefst moet het verdiend of geïnvesteerd geld zijn en de uitkering aan een bepaalde persoon moet niet onrechtvaardig zijn. Wanneer wij het hebben over sociale zekerheid in het algemeen dan valt een hele scala van voorzieningen daaronder zoals pensioenen, ziektekosten, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit, werkloosheid, gezinsondersteuning en zwangerschapsuitkeringen. In eerste fase zal het algemeen verplicht worden dat elke werkende burger/ingezetene van Suriname bouwt aan een pensioen, los van de uitkering die 60-jarigen krijgen uit het AOV-fonds. Daar zal de uitdaging meteen zijn hoe de informele sector erin betrokken gaat worden. Wat deze informele sector namelijk het best karakteriseert, is haar onzichtbaarheid en ongrijpbaarheid wat betreft de naleving van met name de fiscale wettelijke regels en de arbeidsvoorschriften. Onder deze vallen dus ook de ongevallenverzekering. Als het controleapparaat niet meer kan detecteren dan het tot nu toe doet, dan rijst de vraag hoeveel burgers/ingezetenen aan een beter toekomst bouwen dan het aantal dat nu al dat doet in de publieke sector en in de formele private sector. Daarbij kan als antwoord zeker gelden dat het deel dat formeel bekend is bij de overheidsdiensten en nog niet meedoet in een pensioensysteem, dat nu wel zal doen. Dat is dan wel een voordeel. Maar het kan zijn dat een groter deel werknemers in de formele sector zit. In elk geval zal het voor werknemers aantrekkelijk zijn om liever in de formele sfeer te zitten, omdat men dan bouwt aan een pensioen. Tegelijkertijd met het stelsel moet er dan een systeem van melding met een bewustwordingscampagne komen. Werknemers moeten bedrijven door meldingen uit de informaliteit halen en ambtenaren moeten daarop voortborduren. Hierbij zal corruptie een rol spelen. Werkgevers en werknemers die het verplichte verzekeringssysteem voor een pensioen ontduiken, moeten gestraft worden met een forse boete. Wat in eerste instantie ook zal komen, is de verplichte ziektekostenverzekering voor alle werkers. Ook hier geldt hetzelfde wat gesteld is met betrekking tot de pensioenen wat betreft de informele sector. Hier is het de bedoeling dat iedereen tussen 0 en 16 jaar en ouder dan 60 gratis verzekerd zal zijn. Voor gepensioneerden en alle oudere Surinamers zal dat een enorme ondersteuning zijn. Wat ook in het stelsel meekomt, is het minimumloon. De vraag van financiering zal zeker aan de orde komen. De vraag rijst wie moet bijdragen. Het systeem kan na dialoog met de maatschappelijke actoren een deel van de werkers aan de onderkant van de piramide vrijstellen van een bijdrageplicht. Men moet progressief de bijdrage van de werkende klasse verhogen naarmate het inkomen toeneemt. De werkgever moet na dialoog ook een bijdrage leveren. Maar ook de Staat zal wellicht in eerste aanleg aanvullend premies moeten betalen of uitkeringen aanvullen met een fonds dat het aanlegt. Nu zal de veel tijdens de verkiezingen gebruikte ‘souvereign wealth fund’ als een Stabiliteits- en Spaarfonds op de DNA-agenda worden gebracht op termijn. Dit fonds dat overbodige middelen afroomt uit de mijnbouwinkomsten, heeft een sterk economisch faciliterend karakter. Een link met het sociale systeem dat opgezet wordt, zien wij vooralsnog niet helder. Een bescheiden deel van de gespaarde middelen kan belegd worden in overheidsfondsen die het sociale systeem ondersteunen. Wat bij het sociaal zekerheidsstelsel zeker om de hoek zal komen kijken, is de capaciteit van het uitvoerings- en controleapparaat van de overheid. Dat wordt geplaagd door minder gemotiveerde en zich niet gewaardeerd voelende werkers en door corruptie en regelarij. Verplichtingen kunnen daardoor niet voor een ieder gaan gelden en dat zal het systeem verzwakken en met ondergang bedreigen. Het sociaal zekerheidsstelsel zal na de initiële fase zeker moeten worden uitgebreid. De inflatie zal zijn tol eisen en ook het feit dat wij productiviteit en in het bijzonder arbeidsproductiviteit niet meten. Minimumlonen en sociale zekerheidsstelsels gaan hand in hand met productiviteitsprogramma’s. Wat niet verdiend, is zal op gegeven moment moeilijk uitgegeven kunnen worden. De Wets-Europese landen gingen een hele tijd door als een regio waar het sociale zekerheidsstelsel werkte door politieke wil. Sinds kort staat het stelsel in deze landen ook onder druk. Gisteren is zo bijvoorbeeld bekend geworden dat de gezondheidszorg de gemiddelde Nederlander 5.535 euro per jaar kost. Verder zijn de zorgkosten in 2012 met 3,7 procent gestegen. In 2012 werd er in totaal 92,7 miljard euro uitgegeven aan gezondheids- en welzijnszorg. Per hoofd van de bevolking komen de kosten neer op 5.535 euro per persoon volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De uitgaven aan ouderenzorg en gehandicaptenzorg stegen met meer dan 10 procent. De Nederlandse bewindslieden zullen op hun geëigende manier hiermee omgaan, vooral in een periode waar er kritiek is op fors verdienende verzekeraars en uitkeringsfraudes. Voor ons is van belang om te beseffen dat het stelsel wel kan werken als iedereen aan boord is en niemand vals speelt. Het kostenplaatje moet duidelijk worden en de samenleving moet in zijn totaliteit vanuit het solidariteitsprincipe het systeem in stand kunnen houden.