De Wet Personen van Surinaamse Afkomst is gisteren uiteindelijk in behandeling genomen door DNA. De wet heeft geen bekende artikelsgewijze toelichting merkten wij eerder op en dat kan niet bij een zo ingrijpende wet. Dat is gisteren op gegeven moment ook opgemerkt in DNA. Een wet zonder een artikelsgewijze toelichting is altijd een haastig in elkaar gezette wet. Het is meestal een wet waarbij men geen overleg heeft gepleegd en consultaties heeft gehouden en waarbij de wetstechnische afdeling van Justitie en Politie niet bij is betrokken. Met betrekking tot de rechtszekerheid die de wet moet bieden, is gisteren een aantal opmerkingen gemaakt door de parlementariërs. In de eerste plaats is terecht gesteld waarom afgeweken wordt van de bestaande rechtssystematiek die er bestaat in Suriname. Met name in of krachtens de Wet Werkvergunning Vreemdelingen, de Wet Naturalisatie en Ingezetenschap en de Vreemdelingenwet wordt, mede op basis van de Toescheidingsovereenkomst, gesproken over personen van Surinaamse origine. De Wet PSA praat over ‘Surinaamse afkomst’. In de memorie van toelichting, die er niet is, moet uitgelegd worden wat de betekenis en bedoeling is van de afwijkende terminologie. Terecht is ook de vraag gesteld wie bevoegd en verantwoordelijk moet zijn om de PSA-status vast te leggen, te erkennen of te formaliseren middels het authoriseren van documenten en kaarten. Dat is niet geregeld in de wet en ook niet toegelicht. De verantwoordelijkheid moet in verband et de rechtszekerheid nadrukkelijk in de wet staan. Een DNA-lid stelde dat in het buitenland dat meestal de minister van buitenlandse zaken is en in landen met een grootschalige (China, India) bevolking de minister van overzeese zaken of de minister van de diaspora. Een punt dat voor behandeling voorspeld kan worden door technische functionarissen achter de indiening is de houding die de DNA de afgelopen jaren heeft aangenomen ten aanzien van de exacte rol van staatsbesluiten in de volvoering van de wet en de facilitering van de praktijk. De afgelopen twee DNA-setting en nu ook deze hebben kamerbreed hun bezwaren geuit over verlies van inspraak door de rol van staatsbesluiten. De opmerking is nu weer en bij nader inzien wellicht terecht dat veel is gedelegeerd naar staatsbesluiten. Dat zou in totaal 5-6 keren het geval zijn geweest. Ook is gerefereerd aan een wet, waarover wij het eerder hadden die nadere rechten en plichten in het leven kan roepen en wij dachten eerder direct aan de issues van actief kiesrecht en het bezitten van rechten op domeingrond. Wat de staatsbesluiten betreft zien wij op 5 plekken inderdaad een verwijzing naar zaken die later op een lager niveau zullen worden geregeld. Het gaat nu om nadere regels ten aanzien van de instituten en kantoren van de Staat Suriname waar rechthebbende personen de wens te kennen kunnen geven om de PSA-status te voeren dan wel te beëindigen en ten aanzien van de wijze waarop en de termijnen waarbinnen dat dient te geschieden. Ook wordt gerefereerd naar een staatsbesluit dat de vorm en inhoud van de bewijsstukken of documenten moet regelen, evenals de termijnen voor vernieuwing en verdere technische en administratieve voorwaarden. Bij een staatsbesluit moet ook worden aangewezen de autoriteit waar de houder van de PSA-status te kennen geeft deze niet langer te willen voeren en op welk moment de status inactief wordt. Personen met de PSA-status die geen ingezetenen zijn van de Staat Suriname, zijn verplicht bepaalde informatie aan de Staat te verstrekken. Om welke informatie het gaat, moet bij staatsbesluit worden geregeld. De hoogte van bijdragen en wijze van betaling evenals alles betreffende de technische en administratieve afhandeling van de PSA worden bij of krachtens staatsbesluit geregeld. In DNA is hieromtrent opgemerkt dat de initiatiefnemers van de wet niet zelfverzekerd zijn als ze twijfelen. Heel terecht zijn ook vragen gesteld die betrekking hebben op rechten en aanspraken die in de grondwet uitdrukkelijk zijn toebedeeld aan Surinamers. Zo kunnen Surinamers niet uitgeleverd worden aan een buitenlandse mogendheid. Voor de PSA die bijvoorbeeld een ingezetene is, moet uitdrukkelijk hierover een uitspraak worden gedaan. De Wet PSA draait immers om een zekere begrensde gelijkstelling tussen burgers en PSA. De grondwet bepaalt dat steeds de toelating en de uitzetting van vreemdelingen bij wet geregeld moeten zijn. De wet moet regels vaststellen omtrent de uitlevering van vreemdelingen. Alle Surinamers zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar, zegt de grondwet. In het Decreet Benoembaarheid Vreemdelingen in Openbare Dienst zijn over de benoeming van vreemdelingen als landsdienaar regels vastgelegd. Over de PSA is niet duidelijk of hij (als hij ook ingezetene is) bijzondere rechten heeft in dit verband die verschillen met die van de ‘gewone’ vreemdeling. De wet stelt vast in welke openbare ambten vreemdelingen kunnen worden benoemd, bepaalt de grondwet (en in welke dus niet). Een andere vraag die gesteld werd was in verband met de grondwetsbepaling dat alle Surinamers in Suriname worden toegelaten (dus niet worden verhinderd om Suriname binnen te komen) en vrij zijn zich binnen in Suriname te verplaatsen en te verblijven behoudens in de gevallen bij de wet bepaald. Nu staat in het concept van de Wet PSA dat houder van de status ten allen tijde waar ze zich ook moge begeven, ongehinderd Surinaamse territoir kunnen betreden. Dit lijkt dus om het impliciete verbod aan de Staat om Surinamers te hinderen het land binnen te komen. De vraag werd gesteld of men ook na een criminele daad zou mogen vluchten naar Suriname, zonder het risico van uitlevering. De discussies en kanttekeningen over deze wet, waarnaar sinds de jaren negentig is verwezen, kunnen leiden tot een goed wetsproduct waarmee een diasporabeleid kan worden ontwikkeld welke bijdraagt aan de ontwikkeling van het land. Echter moeten de initiatiefnemers sowieso nu al beginnen om een uitgebreide artikelsgewijze toelichting te schrijven en die voor te leggen aan DNA. Zonder die toelichting is het gedetailleerde motief van de wetsbepalingen niet duidelijk. Een bespreking zonder een artikelsgewijze toelichting is niet volwaardig.