‘De goudovereenkomst met Iamgold bevat een aantal onderdelen dat een groter aandeel in de goudsector voor Suriname zal veiligstellen’, aldus de voorzitter van de commissie van rapporteurs (cvr) Rabin Parmessar op een informatie/discussieavond over de Iamgold goudovereenkomst van de Palu-jongeren in het Ontmoetingscentrum Bun Dyari. Hiermee doelde Parmessar op bepalingen opgenomen in de overeenkomst zoals de inkomsten van de Staat in goud en de invoering van de area of mutual interest. Dit werd ondersteund door de tweede inleider van de avond, assembleelid Henk Ramnandanlal, die de overeenkomst in een historisch perspectief plaatste en daarmee aangaf dat het actief participeren in de goudsector een logische stap is in het proces om te komen tot een 100% eigen Surinaams goudbedrijf. ‘Suriname heeft voldoende ervaring opgebouwd in de mijnbouwsector, enerzijds ervaringen van eigen investeringen in de olie- en goudsector en anderzijds investeringen door buitenlandse multinationals in de bauxiet- en de goudsector. Deze ervaringen leren dat investeringen in eigen beheer, het meeste rendement geven voor Suriname. Maar vanwege het ontbreken van eigen kapitaal en deskundigheid is in het verleden gekozen voor de ontwikkeling van mijnbouwsubsectoren door investeringen van buitenlandse multinationals. In deze investeringen heeft de Staat Suriname overwegend tot nu toe passief geparticipeerd. Inkomsten bij een passieve deelname blijven slechts beperkt tot belastinginkomsten als royalty en winstbelasting, naast een (klein) percentage van de dividenduitkering.’
Ramnandanlal gaf in zijn analyse aan dat op basis van deze ervaringen in het verleden het een logische stap is om te komen tot een goudovereenkomst op basis van actieve participatie van de Staat. ‘Om ook in het verlengde daarvan overeen te komen dat de inkomsten 30% van de bruto goudproductie zullen zijn en bovendien in goud uitgekeerd, betekent een innovatieve benadering in vergelijking met wat we tot nu toe gewend zijn in mijnbouwsector’, aldus Ramnandanlal. Rabin Parmessar noemde deze bepaling erg creatief bedacht.
Parmessar noemde hierbij ook op de definiëring van de area of mutual interest in de overeenkomst. ‘De area of mutual interest is een gebied overeengekomen door de twee participerende NV’s om gezamenlijk in dit gebied te investeren en te zoeken naar nieuwe goudvoorraden. Dit zal geschieden normaal volgens de huidige wetgeving.’ Het zal volgens Parmessar betekenen dat bestaande concessionarissen in dit gebied die momenteel aan kleinschalige goudwinning doen, in onderhandeling zouden kunnen treden met de twee nv’s om tot versnelde goudwinning te komen. ‘Bij de kleinschalige goudwinning gaat momenteel een groot deel van het aanwezige goud verloren, vindt grote milieuschade en –vervuiling plaats en worden de lokale gemeenschappen sociaal ontwricht. Bovendien houdt de Staat weinig over aan belastingen en royalty’s. De area of mutual interest geeft de mogelijkheid om tot een versnelde ordening van de goudsector te komen waarbij het land meer zal overhouden aan de eigen goudvoorkomens.’
De aanwezigen vonden de uitleg zeer bevredigend, omdat de area of mutual interest aanleiding heeft gegeven tot veel “ruis” in de samenleving als zouden de Johan Adolf Pengel Luchthaven en vakantieoorden Colakreek en Republiek uit handen waren gegeven. ‘Bestaande rechten worden conform de huidige wetgeving gerespecteerd in dit gebied en nieuwe concessies zullen volgens de bestaande mijnwet plaatsvinden’, aldus Parmessar. Het panel waar ook het aanwezige assembleelid Oesman Wangsbesari aan deelnam, ging na de inleidingen in op vragen als kostprijsberekeningen en de huidige arbeidsomstandigheden. De avond eindigde met de conclusie dat de overeenkomst van Iamgold een “goudmijn” zal zijn voor Suriname omdat de Staat veel meer zal overhouden dan tot nu toe was overeengekomen met dit bedrijf.
Parmessar waarschuwde dat Suriname wel een deskundig team moet benoemen om namens de Staat de participerende nv te leiden. Ramnandanlal gaf aan dat het ook zaak is om de algemene wetgeving aan te pakken en de noodzakelijke instituten te versterken. ‘Hierbij noemde hij de arbeidswetgeving, de Mijnbouwwet, de Milieuwet en de Surinaamse belastingwetgeving. Dit zal ook mede bepalen hoeveel meer Suriname uit de goudovereenkomsten zal halen in de toekomst’, aldus Ramnandanlal.