‘Voor een “snel- snel” nummertje of vluggertje zijn kabulamannen en kiekbrekers er wel te vinden. Maar, als het gaat om het starten van een hechte intieme relatie, rennen zowel kabula-mannen als de kiekbrekers hard weg. Kabula-vrouwen zijn in hun ogen de laatste om tot vrouw te nemen en een serieuze relatie te beginnen.’ Dit komt tot uiting in de scriptie “Love me tonight, forget me tamara” van drs. Gracita Groenefelt. De socioloog pakte de theorie van de Female Chauvinist Pig (FCP)-attitude en onderzocht de cultuur binnen het kabula-gebeuren. De FCP-attitude gaat ervan uit dat de hedendaagse vrouw zich als een man mag gedragen en zich net zo machtig moet voelen. Het oude beeld van vrouwen is verdwenen. Ze zijn geen tegenpolen meer van de man en niet langer meer passief, afwachtend, zwak, ondergeschikt en inferieur. Volgens deze theorie zijn vrouwen seksueel vrijgevochten en hoeven ze zich daarom niet meer te schamen voor hun seksualiteit. Het eindpunt van de FCP is dat vrouwen hun seksualiteit mogen inzetten om zaken gedaan te krijgen van mannen. Uiteindelijk zouden mannen meer respect krijgen van deze “seksueel vrijgevochten” vrouwen. Echter komen wetenschappers tot het oordeel dat FCP’s hun einddoel niet hebben gehaald. Groenefelt behoort tot die groep wetenschappers.
“De meeste mannen met wie ze in aanraking komen, willen volgens de meisjes alleen seks met ze hebben….Mannen die ze over het algemeen tegenkomen, koesteren volgens één van de meisjes inderdaad geen diepere gevoelens voor hen en ze tonen dat ook.” Dit is een fragment uit de scriptie waarin kabula-vrouwen hun ervaringen met mannen bespreken.
Op pagina 56 wordt wat de vrouwen zeggen, bevestigd door kabula-mannen. “Ze zijn wel huiverig voor om een liefdesrelatie met hen aan te gaan.” De kiekbrekersmannen gaan zelfs een stapje verder. Zij zeggen dat het een degradatie is om met een kabula-vrouw het bed te delen. Als dat toch gebeurt, zorgt hij ervoor dat zijn omgeving het niet weet. Een liefdesrelatie is uit den boze. “Deze meisjes zijn volgens hem (kiekbreker, red.) geen mensen met wie je zou kunnen optrekken. Ze geven jou een slecht voorbeeld en hij vindt ze onbeleefd en ruw.”
Ook de “orga-mannen” zouden een relatie met een kabula-vrouw als de bliksem vermijden. “Ze staan versteld van hun gedrag”, schrijft Groenefelt. “Om de ernst van de situatie aan te geven, gaf deze orgaman aan dan liever naar de hoeren te gaan dan een relatie te hebben met een kabula-vrouw……Volgens mij zijn ze dommer dan hoeren. Bepaalde van ze. Een hoer is daar om haar geld te verdienen.”
Hoewel de orgaman geen relatie met de kabula-vrouwen wil, heeft hij wel graag die vrouwen op zijn shows. Deze vrouwen spenderen alsof er geen morgen is. Hetzelfde geldt ook voor de mannen. Ook de bandleden keuren het gedrag van de kabula-vrouwen af. Maar ze zullen het ‘nooit’ openlijk zeggen. Ook zouden ze het afkeuren als een vrouwelijk familielid zich op die manier zou gedragen. Een seksuele relatie zien de bandleden wel zitten, een serieuze relatie is dan weer een stap te ver.
Volgens Groenefelt faalt de theorie van de FCP. Mannen hebben door de seksuele revolutie van de vrouw geen respect gehad voor vrouwen, integendeel. De kabula-vrouw die haar lichaam inzet om gunsten van mannen af te dwingen, wordt niet gerespecteerd. Haar lichaam is goed voor de show en seks. Een serieuze liefdesrelatie zou geen enkele man willen aangaan met die vrouwen. Kabula-vrouwen zijn de laatste in de pikorde.
‘Maar…uma na fadon.’ Een geïnterviewde legt uit dat misschien in de buurt waarin zij woont zij niet een man vindt. Maar mannen uit andere streken weten niets van haar gedrag en reputatie. Uiteindelijk gaat het om beeldschone vrouwen van overwegend Creoolse afkomst.