Een recent IMF-rapport met een aantal ‘oude’ economische gegevens ontmythologiseert een aantal uitgangspunten die impliciet is ingeplant in het geheugen van de Surinaamse kiezer. Suriname is niet het land met de meest gunstige monetaire reserves in de Caribische regio. Suriname is evenmin het land met de minste schuld gemeten naar het bbp. Suriname is ook niet het land in het Caribisch gebied met de minste leningen in de consumptieve sfeer. De elektriciteit is, in tegenstelling tot een indruk die zou bestaan, niet de duurste in de regio en wordt evenmin als zodanig door de ondernemers ervaren. Het bbp van Suriname groeide in 2012 wel het hardst met sterke concurrentie van buurland Guyana. Het IMF-rapport covert naast Suriname ook Antigua and Barbuda, de Bahamas, Barbados, Belize, Dominica, Grenada, Guyana, St. Kitts and Nevis, St. Lucia, St. Vincent and the Grenadines en Trinidad and Tobago. IMF concludeert over het algemeen dat de groei stagneert en dat de last van leningen zwaar kan gaan wegen op de schouders van regeringen. Deze Caribische staten variëren wat de dominante middelen van bestaan betreffen van exporteurs van grondstoffen tot dienstverlening via toerisme en de financiële sector. Onze regio is kwetsbaar tegen economische malaise buiten en erg open voor de internationale handel. De economische groei is niet gestagneerd in de landen die grondstoffen exporteren zoals Suriname. De meeste Caribische staten hebben te maken met een stijgende staatsschuld. Het IMF vat de economische uitdagingen van de genoemde kleine staten samen als een lage groei, hoge schulden, natuurrampen en zwaktes in de financiële sector. Het rapport van IMF noemt een aantal heel interessante economische gegevens mede over Suriname. Zo wordt gesteld dat de exporteurs van grondstoffen (Belize, Guyana, Suriname en Trinidad and Tobago) niet zwaar hebben geleden bij de economische wereldcrisis van 2008-2009 vanwege de goede prijzen op de wereldmarkt. Het rapport vergelijkt de Caribische kleine staten onderling en presenteert daarbij heel interessante gegevens voor onze economie. Zo is Suriname in het rijtje na Trinidad, Bahamas en de Oost Caribische Staten als derde als het gaat om het bbp voor 2012. We staan met Trinidad in een verhouding 1 tot 4. Bij het bbp per hoofd van de bevolking staan we als 8ste en is de verhouding tot nummer 1 (Bahamas) 2 tot 5. Kijken we naar de groei van het bbp dan staat Suriname aan top met 4.0 % op de voet gevolgd door Guyana met 3.7% met daarna Bahamas en Belize. Wanneer het betreft de inflatie dan staan wij als 4de hoogste na Trinidad, Jamaica en Barbados. De verhouding tot het land met de laagste inflatie (Sint Vincent) is 1 op 7 en met het hoogste (Trinidad) 2 tot 3. De inflatie in 2012 is gemeten op 9% en bij ons op 5.7%. Interessant is de schuldenlast in relatie tot het bbp. Suriname is niet het minst belaste land maar volgt daarna. Montserrat is het Caribische eiland met de minste schuld (4.3% van het bbp) waarna op afstand Suriname volgt met 18.6% en Anguilla met 21.2%. De meeste regionale landen zijn er erg aan toe met als ergste geval Sint Kitts (144.9%), Jamaica (143.3%), Grenada (105.4%), Antigua (97.8%) en de Oost Caribische eilanden met 89.8%. Surinaamse regeringen lopen heel vaak te koop met hun monetaire reserves, maar er zijn Caribische broeders die het beter doen in verhouding tot het bbp. Het best boert Trinidad met een reserve groot 42.1% van zijn bbp. Daarna volgen op korte afstand Montserrat, Sint Kitts, Guyana, de Oost Caribische staten en Belize en daarna Suriname met 17.5%.
Een risico voor de economie zijn de leningen die voor de consumptieve en niet de productieve sfeer worden gegeven. Belize is in onze regio daar de topscorer: ca. 18% van alle leningen zijn daar in de niet-productieve sector en Trinidad het best met 6%. Suriname zit aan de goede zijde van de landen met 8%. Het IMF concludeert dat de regio een laag en zelfs dalend niveau van productiviteit kent, hetgeen niet bijdraagt aan een hogere economische groei. Dit gaat gepaard met o.a. hoge productiekosten. De elektriciteitskosten echter in Suriname zijn niet de hoogste regionaal; alleen Trinidad is goedkoper. In relatie tot andere landen klagen Surinaamse ondernemers niet het hardst om de elektriciteitstarieven. Opmerkelijk is dat de enige twee landen waar de Caribische Ontwikkelingsbank (CDB) geen leningen aan verstrekt, Suriname en de Dominicaanse Republiek zijn.
Uit het rapport blijkt toch wel in enige mate dat de algemene economische problemen van de Caribische staten (hoge schuld, vertraagde groei) niet in sterke mate voor Suriname gelden. Onder de nieuwe administratie zijn er nieuwe initiatieven op gang gekomen die geen vroege dood moeten sterven. Daartoe behoren de activiteiten met betrekking tot verhoging van de nationale productiviteit. Een competitiveness unit is onder het kabinet van de vp actief zijn, maar de betrokkenheid van ministeries (HI, ATM, Minov) moet niet onderschat worden. Het Bureau voor de Staatsschuld werd door de vorige regering ingesteld met hoge verantwoordelijkheid en accountability voor de minister van Financiën en de CBvS-president. De regering moet zich streng houden aan de wettelijke plafonds en nalaten om die weer te verschuiven naar boven. Waar wij ook bij gebaat zouden zijn, is een sterke Rekenkamer die beter let op en onbevreesd conclusies trekt over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen. Uit het rapport blijkt dat de Caribische regio geen economisch stabiele regio is en daarom is het ook van belang dat de CBvS en Financiën economische targets stellen waarbij rekening daarmee wordt gehouden. Maar een grote uitdaging blijft ook de corruptie die onze samenleving inefficiënt en improductief maakt en veel staatsmiddelen verspilt, te nadele van de productieve sector. Op dit gebied zitten de autoriteiten vast en dat lijkt men te beseffen.