‘Misschien is “niets” een te sterk woord.’ D.P. Leetz analyseerde 75 jaar na de afschaffing van de slavernij de economische en maatschappelijke positie van de nakomelingen van de ex-slaven in de kolonie. 75 jaar later blijkt dat de conclusies die Leetz trok in feite nog steeds gelden. “Niets!” Dit kwam naar voren tijdens de lezing van Armand Zunder “De positie van de Afro-Surinamers bekeken vanuit economisch perspectief” afgelopen vrijdag.
De Congreshal was half gevuld toen Zunder slide nummer 32 liet zien. In 1938 zei Leetz dat de Creool zijn kinderen religieus en pedagogisch heeft opgevoed, maar niet economisch. ‘De Creool heeft de waarde en het beheer van geld niet geleerd. Verder heeft de groep nagelaten kapitaal te vormen en te sparen. De nazaten zijn niet spaarzaam en zuinig en missen zelfachting.’
Verder kwam naar voren dat vooraanstaande Creolen in de Surinaamse samenleving negatieve standpunten innemen ten opzichte van niet vooraanstaande. ‘Krabbenmentaliteit en de tweedracht hebben ertoe geleid dat de nazaat van de Creool maatschappelijk niet welvarend is.’
Het bleef volgens Zunder niet alleen bij kritiek en constateringen. Leetz stelde voor dat de Creool zich, net als andere groepen, afzonderlijk verenigt en uiteindelijk een verenigingsfront vormt. “Vereniging is macht, verenigt u en vormt macht. De “sakafasi-mentaliteit” is een kweekvijver voor zwakke karakters. Men moet de moed hebben om voor zijn eigen rechten op te komen. Ook sparen en kapitaal opbouwen moet gebeuren.”
Zunder merkte op dat 75 jaar terug dit werd geconstateerd. 75 jaar verder gelden de meeste punten nog. “Vrijwel geen ondernemers meer, misschien 1.000 op de bestaande 24.000. Hoe staat het met de vrije beroepsbeoefenaren? Je hebt veel Creolen in de ambtenarij, meer in de lagere functies. Weinig samenwerking, veel onderlinge tegenwerking en zij die succesvol zijn, kijken meestel niet om naar de minder bedeelden. Zij die de universiteit halen, kiezen vaak ‘soft’ studies en vermijden engineering en exacte vakken en het ambitieniveau lijkt opvallend laag.’
Maar volgens Zunder zijn er sluimerende elementen aanwezig die voor een ommekeer kunnen zorgen. De nazaten beschikken over denkkracht, flexibiliteit, creativiteit en aanpassingsvermogen en hebben expertise in de politiek om maatschappelijke veranderingen te realiseren. Ook in het vakbondswezen zijn deze waarden aanwezig om maatschappelijke veranderingen te realiseren. Verder zijn er talenten op het gebied van podiumkunsten, een enorm cultureel erfgoed w.o. de (Afro)Surinaamse keuken en talrijke sterke vrouwen. Tot slot heeft de Creool een miljarden ereschuld die hij uit respect voor de voorouder moet innen.’
Dit vereist echter dat de groep zich moet gaan scholen en uiteraard kiezen voor exacte vakken. “Binnen drie jaar moet er een bank worden geopend, waarvan de meerderheid van de aandelen onder Afro-Surinamers in Suriname zijn verspreid. Het management mag in handen van anderen zijn, maar de eigenaren moeten Afro-Surinamers zijn. We moeten ook een organisatiestructuur voor ontwikkeling en vooruitgang opzetten.”