In 2012 was de inflatie beduidend lager dan in 2011 (figuur 1). Het jaargemiddelde bedroeg 5.0%, terwijl gedurende het jaar de inflatie terugliep van 15.3% per eind 2011 tot 4.4 % ultimo december 2012. De Centrale Bank van Suriname had begin 2012 een streefcijfer voor de inflatie tussen 5% en 6% bekendgemaakt. Deze target is dus gehaald en de Bank blikt terug op standvastig beleid dat dit mogelijk maakte. Tevens geeft de Bank aan dat inflatie van hooguit 5% de norm blijft voor 2013.
Voor het tweede achtereenvolgende jaar kondigt de Bank een inflatie streefcijfer aan. Zij vindt het belangrijk een signaal af te geven dat bewaakt moet worden, omdat dit houvast biedt aan de verwachtingen en het te voeren financieel monetaire beleid. In vele landen blijkt immers dat transparantie in het monetair beleid kan helpen om de inflatie laag te houden. In Suriname vindt overleg tussen de monetaire autoriteiten – de Centrale Bank en het Ministerie van Financiën – en ruggenspraak met de sociale partners plaats om inflatie te bedwingen.
Inflatie of opwaartse druk op de prijzen werkt nadelig voor brede groepen in de samenleving. Hogere prijzen verminderen de koopkracht van het inkomen en daarmee de welvaart van de burgers. Ook de internationale concurrentiepositie kan verslechteren door inflatie. De exporten worden duurder en de handelspartners besluiten om minder Surinaamse producten te kopen. Het land verdient dan structureel minder deviezen en er ontstaat druk op de wisselkoers. De producenten ondervinden last hiervan omdat zij dan meer moeten betalen voor inputs en kapitaalgoederen geïmporteerd uit het buitenland. Buitenlandse investeerders zullen hoge inflatie als een risico voor hun investeringen zien; als zij weg blijven kan het land verstoken raken van kapitaal en know how. Dit geeft aan waarom velen gebaat zijn bij lage inflatie.
Druk op de prijzen ontstaat in de meeste gevallen indien de vraag naar goederen en diensten veel groter is dan het aanbod. In monetaire bewoordingen gebeurt dit wanneer de groei van de binnenlandse geldhoeveelheid of de liquiditeitenmassa harder gaat dan de groei van het binnenlands product. In termen van het monetair beleid moet daarom een te grote toename van de liquiditeiten worden afgeremd. In Suriname draagt beleid van de Centrale Bank en het Ministerie van Financiën hieraan bij. Daarnaast hebben ook het bedrijfsleven en de vakbonden een rol te vervullen.
Historisch heeft de Bank een klein aantal instrumenten ter beschikking gehad. Op dit moment hanteert zij het kasreservebeleid. Dit instrument beheerst de mate waarin de algemene banken hun kredietverlening kunnen doen toenemen. Groei in de kredietverlening die geen tred houdt met de economische groei of enkel consumptie stimuleert, kan immers inflatie aanwakkeren. Ook tracht de Bank om druk op de valutamarkten, c.q. de wisselkoers, die kan ontstaan vanuit tijdelijke vraagoverschotten, te beperken. Zij kan dit doen door valuta-interventie. Dit is alleen verstandig zolang er sprake is van structureel evenwicht en naar verwachting de economie al weer snel op eigen kracht meer deviezen zal verdienen. In de toekomst zal de Bank meerdere instrumenten voor monetair beleid toepassen, zoals openmarkt operaties en een modern interbancair leningenstelsel.
Voorts zijn er afspraken met het Ministerie van Financiën om de financiering van begrotingstekorten zo beperkt mogelijk te houden. Een lening van de Bank wordt alleen tijdelijk verstrekt en deze moet gauw worden terugbetaald. De overheid dient zich daarom te houden aan verantwoord fiscaal beleid. Ten slotte moeten de sociale partners als het bedrijfsleven en de vakbonden meehelpen om de inflatie te beperken, bijvoorbeeld door geen bovenmatige prijs- en loonsverhogingen voor te stellen.
Het mag duidelijk zijn dat de Centrale Bank niet alleen in staat is voor lage inflatie te zorgen. Lage inflatie is dan ook meer dan een wens van de samenleving; het is ook haar verantwoordelijkheid.
Centrale Bank van Suriname