De pensionering van de tot recent dienende waarnemend voorzitter van het universiteitsbestuur, ir. Alan Li Fo Sjoe, verloopt niet probleemloos. Door een onduidelijkheid loopt hij 10% van zijn daadwerkelijk pensioen mis. De voormalige leraar aan de Surinaamse Kweekschool, (hoofd)docent Agologie en richtingscoördinator Licentiaats Sociale Wetenschappen werd in de jaren ’80 door de universiteit ter beschikking gesteld van Minov, met als hoofdmissie ‘vernieuwing van de educatieve orde’. Li Fo Sjoe, die ook enige jaren minister was in de militaire periode, schreef de universiteit in december 2012 dat het Minov bij de bepaling van de pensioengrondslag geen rekening heeft gehouden met de door hem op de universiteit gewerkte jaren. Li Fo Sjoe meent dat hij voor het grootste deel van zijn onderwijscarrière door de universiteit ter beschikking was gesteld van Minov.
Li Fo Sjoe verbrak zijn missie op Minov ‘na de gebeurtenissen van december 1982’ en hervatte zijn werkzaamheden aan de universiteit per 1 mei 1983. Van januari 1984 tot februari 1988 werd Li Fo Sjoe de minister op Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, in welke periode Li Fo Sjoe op non actief was bij de universiteit. Volgens Li Fo Sjoe is hij tenminste van 1979 tot 1988 aan de universiteit verbonden geweest als hoofddocent Agologie. Li Fo Sjoe was 5 jaar ondervoorzitter en 6 jaar waarnemend voorzitter van het universiteitsbestuur. Door onduidelijkheid over de pensioengrondslag meent de voormalige universiteitsfunctionaris dat hij al langer dan 12 jaar meer dan 10% van zijn pensioenuitkering misloopt.
Li Fo Sjoe verzocht de universiteit op 10 december 2012 om hem een schriftelijke verklaring te geven, waarin de tijdsspanne van zijn dienstperiode bij de universiteit wordt vermeld, alsmede dat hij was uitgeleend aan Minov en dat hij tijdens zijn ministerschap op non actief was. Dit verzoek zou al eerder in november 2012 mondeling zijn gedaan. Na een maand en 10 dagen (op 20 januari 2013) was Li Fo Sjoe genoodzaakt weer te schrijven, omdat hij geen antwoord van het Bureau van de Universiteit kreeg. Mede op aandringen van ir. D. Wip, voormalig universiteitsbestuurslid en docent, werd Li Fo Sjoe op 21 januari 2013 gebeld dat hij binnen een week reactie zou krijgen van de universiteit. Na 2 weken (3 februari 2013) was het niet zover. Een tweede interventie leidde weer tot de toezegging van reactie binnen een week.
Op 6 maart 2013 vindt de hoofddocent en de voormalige leidinggevende zich na 3 maanden op dezelfde plaats als in december 2012. De universiteit heeft nog steeds niet gereageerd op het verzoek van de voormalige universiteitstopper. Li Fo Sjoe heeft de zaak nu ook voorgelegd aan de DNA-leden Carl Breeveld (DOE), Guno Castelen (SPA) en Rabin Parmessar (NDP).