Minder betutteling in onderwijsland Prof. dr. Henry R. Ori

Afgelopen week  luisterde ik naar de klachten van de onderwijsinspecteurs  over de  problemen rond de analyse van de diagnostische toetsen in de zesde klassen van het lager onderwijs en het opzeggen van het vertrouwen in de minister. Diep en nogmaals diep treurig. Het geheel lijkt op een zoveelste soapaflevering op het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov).  We moeten het roer echt omgooien in het onderwijs. Suriname kan een voorbeeld nemen aan onderwijsbeleid in andere landen, waar het vakmanschap van de leerkracht en het kind centraal staan en waar men niets wil weten van uitsluitend door de overheid opgelegde examens. Ik pleit ervoor dat Suriname een breed maatschappelijk debat opstart om van daaruit te bepalen wat leerlingen moeten leren, en dat de leerkrachten weer gewoon hun werk kunnen doen zonder overbodige overheidsbemoeienis. Wie bewaakt de kwaliteit van ons onderwijs en wie waakt over de inhoud van wat onze kinderen leren?
Bij de vaak heftige discussies over kwaliteit van het onderwijs is de vraag gerechtvaardigd wie daarover gaat. Het begrip onderwijskwaliteit is zo breed, dat de onvermijdelijke conclusie is dat “iedereen”  daar wel iets over te zeggen heeft. Toegespitst op de inhoudelijke kwaliteit van het onderwijs is de vraag relevant: wie bepaalt de inhoud van het leerplan en de beleidsuitspraken over landelijke kerndoelen of eindtermen in Suriname? Moet een overheid wel of niet centraal onderwijsinhouden voorschrijven? Welke keuze je ook maakt er zijn in een land drie vitale spelers die goed met elkaar moeten leren werken? Ten eerste hebben we het over de rol van de onderwijsinspectie ontwerpt eigen toezichtkaders die dikwijls verder reiken dan eindtermen voorschrijven/bewaken. Ten tweede de toets- en examenmakers die eigen domeinbeschrijvingen maken om hun concrete instrumenten op te baseren. En ten derde zijn er natuurlijk de educatieve uitgeverijen met heel concrete inhoudsbepaling in hun methoden. We zien in Suriname geen van deze drie spelers optimaal functioneren.
 Er wordt in ons land steeds meer belang gesteld in centrale toetsing van de leerlingen, zoals de glo-toets van het Examenbureau. Het gaat om meten, controleren en centrale toetsing en minder over diagnose over wat men leert. We willen altijd maar weten of iemand het goed heeft gedaan. Maar dat weet je helemaal niet met die cijfers! De uitkomsten van metingen en toetsen zijn op zich waardevol, maar in Suriname is die uitkomst de norm. Er is in Suriname een geweldig geloof in het meten van menselijk gedrag via centrale toetsen.
We moeten meer de nadruk gaan leggen waardenontwikkeling. Daarvoor hebben wij een minimum aan zeer concrete eindtermen, gebaseerd op een breed maatschappelijk debat, waar de leerkrachten zich aan moeten houden. Verder moeten wij de scholen meer vrij laten in de manier waarop ze hun curriculum en examens vormgeven. Dat is duidelijk voor iedereen. Omdat we de leerkracht aanspreken op zijn professionaliteit voelt hij zich ook serieus genomen en dat voorkomt veel ontevredenheid, geklaag en verzet, zoals dat er in Suriname wel is bij het lerarenkorps.
Suriname moet kiezen voor een systeem waarbij men een minimum aan doelen via een maatschappelijk debat afbakent. Die zijn heel concreet en er zijn geen centrale toetsen. Zij doen een beroep op het vakmanschap en de professionaliteit van de leerkrachten en dat vinden ze simpelweg leuk. De kwaliteit van het onderwijs hangt af van de kwaliteit van de leraar. Wanneer de status van de leerkracht zijn glans verliest, zoals in ons land, dan vermindert ook de kwaliteit van die leraar. Dat is een normaal sociologisch proces.
De overheid laat die toetsen veel te zwaar wegen, waardoor de professionaliteit van de leerkrachten onvoldoende aangemoedigd wordt en het werk niet meer plezierig is. Maar als je voortdurend onder druk van die toetsen en examens staat, dan ga je dat niet doen. Dan heb je daar geen tijd voor, want je moet teveel stof behandelen in te korte tijd en je moet wel goed scoren als leraar, want de publieke opinie is gek op die cijfertjes. Dat is toch wel kwalijk.
Nu kunnen wij zorgen voor een toetsenbank voor Suriname voor verschillende vakken.  Er zijn specialistische instituten in de wereld als het Cito  (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling) en andere organisaties kunnen namelijk heel goede toetsen maken, daar is niets mis mee. We kunnen  al deze toetsen op internet zetten, zodat de leraren, die niet allemaal geschikt zijn voor het zelf maken van een toets, deze geheel of gedeeltelijk kunnen gebruiken.
De overheid moet niet zelf de kwaliteit gaan regelen in de scholen, maar er alleen op staan dat er kwaliteit is. Dat biedt ruimte voor leraren en dat werkt plezieriger. Laat ook al die bureaucratische taken achterwege die geen direct verband hebben met het lesgeven zelf.
Zo maak je van een leraar een halfgeschoolde arbeider die leerlingen voorbereidt op toetsen en liefst ook nog wat orde en discipline houdt in de klas. Dat is een onderwaardering van de professionaliteit van het vak. Ik denk dat dit de kwaal is van vele regimes die centralistisch werken. Politici en ambtenaren weten onvoldoende hoe moeilijk het is om les te geven. Een leraar moet namelijk ook zorgen voor persoonlijke vorming, rekening houden met het sociale milieu en voor een deel als opvoeder dienen. Dat soort zaken vind je nooit terug in toetsen.
In het onderwijs heb je altijd drie grote lijnen qua doelstellingen. Ten eerste de persoonlijke ontplooiing van het kind. Daarnaast heb je ook de sociologische ‘interculturering’. Je komt in een maatschappij terecht waarin je moet kunnen lezen en rekenen en een minimum moet weten van geschiedenis, aardrijkskunde en andere zaken. Dat is wat de maatschappij vraagt van een burger. Ten derde verwachten we dat scholing ertoe leidt dat je de kost verdient. Er zit immers ook een economische kant aan. Die drie punten hangen met elkaar samen en moet je als school in samenhang opnemen in je curriculum om het kind centraal te zetten.
De invulling van deze punten hoort in Suriname voort te komen  uit een maatschappelijk debat. Het is zo belangrijk wat mensen leren op school, dat je dat ook breed moet laten dragen. Dus laat mensen meepraten, laat het breed gedragen worden en laat DNA uiteindelijk de knopen doorhakken. Als je dat laat doen door een toetssysteem van het Examenbureau krijg je geen maatschappelijk debat, maar gaan de technici de toetsen bepalen. Het belangrijkste doel van onderwijs is waardenvorming en geen toetsen afnemen. We moeten daarom de politieke besluitvorming rond de totstandkoming en de systematiek van onze landelijke leerplannen transparanter maken.

error: Kopiëren mag niet!