Suriname zal minder royalties ontvangen van de multinational Surgold, als de regering toestaat dat een andere onderneming op grote schaal goudoperaties uitvoert tijdens de duur van de overeenkomst. De royalties van Surgold zullen automatisch gebracht worden naar het niveau van de andere onderneming, als blijkt dat deze een lagere royalty betaalt aan de staat dan Surgold. Surgold heeft dit weten af te dwingen tijdens de onderhandeling en opgenomen in een clausule in de concept goudovereenkomst met de staat. Die regeling heeft als consequentie dat het verschil in de royalties tussen Newmont en de nieuwe ondernemening met terugwerkende kracht wordt gecrediteerd (terug betaald ) door Suriname tegen toekomstige royaltybetalingen. “Invoering van deze zogenaamde meest-voordelige-royalty-clausule in de huidige concept-overeenkomst is een uiterst merkwaardige zaak,” zegt fiscalist Roy Shyamnarain in een reactie hierop. “Merkwaardig, net als de andere zaken waarop Suriname heeft moeten toegeven om die 5% meer participatie dan oorspronkelijk was afgesproken uit het vuur te kunnen slepen: 25% in plaats van 20% dus.” De fiscaal jurist is van mening dat Suriname met deze clausule haar beleidsvrijheid om als soevereine Staat haar fiscaal beleid te bepalen uit handen geeft. “Met deze bepaling beperkt Suriname vrijwillig de mogelijkheid om, als zij dat om wat voor reden dan ook wenselijk zou achten, een ander goudbedrijf met een vergelijkbare capaciteit als Surgold, een lagere royalty te laten betalen dan de 6% die Surgold gaat moeten betalen. Doet Suriname dat toch dan geldt dat lagere tarief automatisch ook voor Surgold.” Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat de andere onderneming niet per se een buitenlandse hoeft te zijn, maar ook een door de Surinaamse staat opgerichte company. Het is bekend dat maatschappijen als Suralco en straks Newmont, inkomstenbelasting, loonbelasting en omzetbelasting betalen. Critici werpen op of er geen ruimte gecreëerd kan worden deze bedrijven dividend belasting te betalen. De fiscaal jurist is in zijn beantwoording daarover duidelijk. Dividend- belasting is hier niet aan de orde. “Dividend-belasting is volgens de wet verschuldigd “op uitdeling van winst aan de aandeelhouders van in Suriname gevestigde naamloze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen en andere vennootschappen welker kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld”. Surgold LLC, die in Delaware USA is gevestigd, valt dus niet onder de werking van de Wet Dividendbelasting en zal derhalve op grond van de Surinaamse wetgeving geen dividendbelasting hoeven te betalen. “Ook de commanditaire vennootschap (CV) tussen Surgold en ROS NV valt niet onder de werking van de wet omdat de CV Surgold/ROS NV in casu niet een “commanditaire vennootschap op aandelen” is zoals in de wet genoemd”, zegt Shyamnarain. Voor wat betreft afspraken in de concept goudovereenkomsten over de milieu effecten studie zijn er tussen deze Surgold overeenkomst en de 1994 RGM (Rosebel Gold Mines) deal geen verschillen. Het is volgens Shyamnarain niet bezwaarlijk dat men de goudovereenkomsten eerst ondertekend, nog voordat de uitkomsten van de ESLA en de feasibilty studie bekend zijn. Kritiek op deze handelswijze van de regering vindt de fiscaal jurist niet terecht. Shyamnarain: “ In de overeenkomst is immers opgenomen dat deze pas effectief in werking kan treden nadat de regering goedkeuring heeft gegeven aan de ESIA en de feasibilty study. Daar is een bepaalde tijd voor uitgetrokken en zolang de regering hiervoor het groen licht nog niet heeft gegeven, mag Surgold eigenlijk niets doen.” Overigens deze overeenkomst is niet uniek als het erom gaat dat de ESIA en de feasibilty study pas na ondertekening hoeven te worden ingediend. “Dat was zo geregeld in de Delfstoffenovereenkomst 1994 en ook in het concept van de Surgold deal uit 2010,” zegt de fiscalist. Shyamnarain zegt voorts dat men absoluut niet hoeft te twijfelen aan de objectiviteit van de ESLA. Het zou anders niet getuigen van het met een open-mind benaderen van je wederpartij. “In de praktijk worden ESIA’s verricht door bij goede naam en faam bekend staande onafhankelijke externe bureaus, die zich daarin hebben gespecialiseerd. Ze hebben een naam te verliezen en ik denk niet dat zij die te grabbel zouden willen gooien” zegt de fiscalist tenslotte.