Het daadwerkelijk standpunt van de regering c.q. de president met betrekking tot corruptie in ons land is de laatste tijd onduidelijk geworden. De Surinaamse samenleving maakt economisch betere tijden mee, maar een niet te verwaarlozen bron van verspilling die alleen maar ellende veroorzaakt is de corruptie. De overheid is een grote besteder omdat ze een staatshuishouden draaiende houdt en in het bijzonder een ambtenarenapparaat: de landsadministratie. Deze administratie dient om het geformuleerde regeringsbeleid uit te voeren of te ondersteunen bij de uitvoering. Daarbij worden veel goederen en diensten aangekocht/aangewend door de Surinaamse regering uiteraard met belastinggeld. Het zou interessant zijn om eens te meten hoeveel geld er uitgegeven wordt door de Staat (los van de salarissen, subsidies en sociale uitkeringen) in relatie tot de uitgaven die door de private sector (inclusief natuurlijke personen) worden gedaan. Het karakter van de overheid bijvoorbeeld als onderhouder van de infrastructuur brengt met zich mee dat de overheid veel geld moet uitgeven. Het minst geld geeft de overheid uit aan wetenschappelijk onderzoek, omdat die haar haperend beleid zou kunnen bloot stellen. En wie betaalt nou een wetenschapper die hem komt vertellen hoe goed fout hij geweest is in het uitvoeren van het beleid.
Omdat de overheid zoveel geld besteed en ineens ook grote bedragen, moet de overheid doordrongen zijn van de noties van corruptie en belangenverstrengeling. Dit laatste houdt in dat de overheid bij het uitgeven van het staatsgeld moet voorkomen dat bedrijven waarin politieke vrienden zitten zonder mededinging van anderen in aanmerking komen voor overheidsprojecten. Met de drastisch verruimde grenzen die vrijstellen van het houden van openbare aanbestedingen is er dus meer ruimte gecreëerd dat de overheid om oneigenlijke wijze staatsmiddelen besteed. Tijdens het bewind van de NF-regering was er duidelijk aangegeven dat de regering internationale verplichtingen heeft ter zake corruptie. Tijdens deze regering van een andere politieke signatuur werd corruptie niet direct geplaatst bijvoorbeeld onder het geratificeerde Inter-Amerikaanse verdrag tegen corruptie, maar als een persoonlijk uit te voeren project van de president. Het gevaar daarvan is dat de president tijdens zijn traject zijn prioriteiten kan wijzigen. Hij wordt dan minder expressief op dat gebied, totdat het onderwerp alleen een issue is geworden van de oppositie. Dat is nu het geval met corruptie in Suriname. De president praat steeds minder over zijn ‘kruistocht’. Kennelijk is het moeilijk om ten strijde te trekken tegen de eigen gelederen.
Waarom de regering exact de grens waarvoor geen openbare aanbestedingen hoeven te worden gepleegd verruimd van SRD 30.000 naar anderhalf miljoen SRD. Toen zou zijn verklaard dat Caricom-regels dat zouden vereisen dan wel dat harmonisatie van Caricom-wetgeving in het kader van de verdergaande integratie van de Caricom-landen. Dwingende verplichtingen om de grens te verhogen zijn niet aangehaald. De verruiming werd direct begrepen als het verruimen van de mogelijkheid om economisch voordeel te halen na een tiental jaren van verwaarlozing. De ettelijke dubieuze gunningen zijn niet uitgebleven. In de afgelopen dagen zijn ten minste 2 gevallen van gunningen aan de orde gebracht die vraagtekens veroorzaken. Het gaat dan steeds om bedragen binnen de verruimde grens.
De regering zou er goed aan doen om de verruimde grens te evalueren en in heroverweging te nemen. In elk geval is het geen wapenfeit wanneer het gaat om de bestrijding van corruptie, integendeel. Het wordt tijd dat de regering en met name het ministerie van Justitie en Politie zich uitspreken over hun positie met betrekking tot het Inter-Amerikaans verdrag tegen corruptie. Onder de vorige regering is de media bewust gemaakt dat zij een rol te vervullen hebben als het gaat om de bestrijding van corruptie. De media zijn getraind in de internationale regels met betrekking tot corruptiepreventie en –bestrijding. Lopende plannen zijn nog tijdens de nieuwe regeerperiode voortgezet. Afdelingen die waren opgezet op Juspol en waren bemand door de vorige minister moeten niet genegeerd worden, maar de opgebouwde expertise in o.a. het inter-Amerikaans systeem moet worden gebruikt. De minister moet in staat zijn om met deze functionarissen samen te werken, al zijn ze niet door hem in dienst genomen. De president loopt achter met zijn kruistocht, maar hij heeft geen vakministerie onder zich. De issue van corruptie valt onder Juspol en wanneer het aan die kant stil is, wordt het moeilijker om deze aangelegenheid aan te pakken.