Een strijdersmonument zoals Baba en Mai twintig jaar geleden is gemaakt

Vroegere kolonies van rijke Europese landen, zoals Suriname ten opzichte van Nederland, hebben vaak moeite gehad met de harmonische ontwikkeling van hun pas verworven onafhankelijkheid. Dat lukte niet altijd even snel, maar met de bekende ‘good spirit’ kwam tenslotte wel alles op het juiste spoor. Nu is de discussie op gang gekomen rondom een algemeen monument en de president heeft daarvoor op het Revoplein op 25 februari jongstleden, het voortouw genomen. Een goed initiatief van de president, maar het zal nuttig zijn wanneer dit voornemen van de president, ook goed en duidelijk op papier wordt gezet door zijn eigen kabinet.
Uitgangspunten
Sinds de onafhankelijkheid  van Suriname in 1975, is het land niet uitgeblonken in het onderhoud van zijn nationale monumenten. Monumenten die om welke redenen dan ook altijd goede belangstelling krijgen van de bevolking zijn Kwakoe (=woensdag) van Jozef Klas, Miss Alida (slavin met een afgesneden borst) van Gerrit Baron en Baba en Mai (meneer en mevrouw) van Krishnapersad Khedoe. Het Javaanse immigratiemonument van Soekie Irodikromo op het terrein van Sana Budaya in de wijk Ma Retraite (=mijn terugtocht) in Paramaribo-Noord, is vanwege de ligging onttrokken aan de belangstelling van het grote publiek. Bij de locatie van enkele monumenten heeft men in het verleden soms weinig stedenbouwkundige planners geraadpleegd. Tegenwoordig willen de Surinaamse kunstenaars een grote transparantie van de opdracht zien, omdat het velen bekend is hoe vooral in de Aziatische landen ‘straatkunstenaars’ voor een appel en een ei kunstwerken kunnen maken die men maar wil. De meer bereisde Surinamers kennen dit van de wereldsteden, maar de eenvoudige Surinamer kent dit niet van hun ‘roots’-land in Azië. Deze onwetendheid is groter bij de Surinamers van Afrikaanse oorsprong dan bij de Aziaten. Die hebben toch nog nooit gehoord van de prachtige bronzen kunstwerken van de koninkrijken Benin en Ife in het huidige Zuid-Nigeria in de periode 1200 tot 1500, tenzij zij natuurlijk kunstgeschiedenis hebben gestudeerd in België. Onze Afrikaanse landgenoten hebben deze ‘culture backing’ helaas nooit gehad waarvan onze Aziatische landgenoten aldoor gretig gebruik van hebben gemaakt. Deze Aziaten zouden 1 juli ‘Keti Koti Dey’, moeten uitroepen tot een soort ‘thanksgiving day’ naar de Creolen toe, omdat het vooral de Creolen waren die met hun Sranantongo, de Aziatische arbeidscontracten wegwijs hebben gemaakt in het westerse leefpatroon van de Europeanen en vooral ook in hun spreektaal en onderwijs in Suriname. Voor de Aziatische contractarbeiders in Suriname, kwam deze kennis echt niet uit de lucht vallen! Zij zijn daarbij liefdevol geholpen door al de anderen die hier al waren. Historisch bezien was dit de eerste stap in ons proces tot natievorming in Suriname. In ons toekomstig Nationaal Museum (!) zal dit proces, dat later door ‘papa’  Lachmon verbroedering werd genoemd,  nadrukkelijk worden beklemtoond. Deze verbroederingspolitiek moet nog altijd ideologisch goed verwoord worden en dat lijkt een prachtige taak te zijn voor de voormalige vicepresident en kroonprins, de vitale historicus Ramdin Sardjoe.
Workshops
Misschien is het ook goed om te vermelden, dat het Hindostaanse monument van Baba en Mai op de Suralcoplant door meer niet-Hindostanen is gemaakt dan door Hindostanen zelf. En alles gebeurde heel liefdevol en met heel veel enthousiasme! Waarom kan het strijdersmonument van de president ook niet zo worden gemaakt, door jonge en oude kunstenaars onder het toezicht van ervaren beeldhouwers uit al die landen van onze ‘roots’? Het strijdersmonument zal Suriname dan echt niet meer dan twintig procent kosten dan wat men nu vraagt, dus een vijfde deel van de huidige vraagprijs en Suriname heeft binnen korte tijd ook ervaren beeldhouwers in eigen land. Dat moet ook het nut zijn van zo een workshop. Het mooie voorbeeld van het monument van Baba en Mai, moeten jonge kunstenaars ook niet vergeten. Het monument is in Suriname ontworpen, hier geboetseerd door een Surinamer en ook hier bij Suralco gegoten en het staat er sinds 1993, dus al twintig jaar, nog altijd in al zijn pracht en praal vlakbij het kabinet van de president…dus onder het toeziende oog van de ‘goede man’. Het strijdersmonument komt dan op het Onafhankelijkheidsplein te staan en de president kan ervan genieten als hij op de zondagmorgen met zijn ‘Gopestwatwa’ gaat wandelen op het plein. Want de gepensioneerde president-directeur ‘Broer Henk’ van de Suralco is er nog altijd fit en gezond en hij zal zeker willen helpen en als de president zijn zakelijke adviseur Dipo, ook vraagt om de ‘deals’  voor Suriname te sluiten op zijn vele zakenreizen, kost dat ons ook geen geld. Wat belet ons nog?
De makers van het monument van Baba en Mai

error: Kopiëren mag niet!