‘President, geef het goede voorbeeld en stop met roken. Deze oproep deden de Nieuw Front-parlementariërs Winston Jessurun en Ruth Wijdenbosch aan de president. Jessurun merkte op dat de president als indiener van de Tabakswet het juiste voorbeeld moet geven door te stoppen met roken. Wijdenbosch deed er een schepje bovenop door te stellen dat de president die belofte al eerder gedaan had in zijn hoedanigheid als Caricom staatshoofd. Melvin Bouva (NDP/MC) probeerde het staatshoofd in bescherming te nemen. Het was assembleelid Noreen Cheung (NDP/MC) die het balletje opwierp door in haar rede op te merken dat publieke figuren, gezagsdragers en wetsdienaren het goede voorbeeld moeten geven door niet te roken en de wet na te leven. De voorbeeldfunctie zou volgens Cheung een positieve bijdrage kunnen leveren om die gedragsverandering bij actieve rokers teweeg te brengen.
Cheung benadrukte net als alle andere coalitieleden dat roken schadelijk is. Zij toonde zich een felle tegenstander van het roken en een warme voorstander van de Tabakswet. Jessurun vindt het beperken van roken een goede zaak, maar vindt dat er toch een overgangsfase moet worden ingebouwd om sociaaleconomische excessen te voorkomen. De wet vervat strikte maatregelen en gaat tot het uiterste. Jessurun noemde de wet rigoureus. Volgens Jessurun hebben de voorstanders van de wet de maatschappelijke en psychologische consequenties van de implementatie niet goed ingeschat.
Ook moet ervoor gewaakt worden dat rokers worden gecriminaliseerd en gezien worden als de outcast van de samenleving. Volgens de wet mag je vrijwel nergens, niet meer in je eigen huis of op straat, roken. Jessurun nam ook stelling tegen een uitspraak van de directeur van het ministerie van Volksgezondheid als zou het gevaarlijk zijn om rokers aan te raken. Bij aanraking kunnen stoffen zoals nicotine overgebracht worden op de huid van kinderen en volwassen, met alle gevolgen van dien voor hun gezondheid. Het assembleelid waarschuwt ervoor geen stigma te plaatsen op rokers. De uitspraak van de functionaris doet denken aan de tijd waarin lepralijders vanwege het besmettingsgevaar van hun aandoening niet in aanraking mochten komen met gezonde mensen en daardoor werden afgezonderd op het ver afgelegen Groot Chatillion.