Ondanks het feit dat de Surinaamse overheid in oktober 2012 wederom heeft aangegeven dat de vuurwerkperiode op 27 december begint, wordt nu al, begin december, vuurwerk afgeschoten. Een lokaal dagblad schreef op 11 december dat vuurwerkimporteurs officieel niet weten wanneer de vuurwerkperiode start en daarom van plan zijn op 23 december met de verkoop te beginnen. Deze ontwikkeling baart de politieke partij DOE zorgen. De partij heeft daarom gemeend onderzoek te doen naar dit fenomeen en een historisch overzicht samen te stellen over vuurwerkgebruik in Suriname. Op deze wijze wil DOE meer inzicht verschaffen, waardoor zowel de Surinaamse overheid als de Surinaamse gemeenschap aan haar verantwoordelijkheid op de juiste wijze invulling geeft.
Het afschieten van vuurwerk vond al in de 19de eeuw in Suriname plaats. Dit geschiedde in de vooravond tijdens de nationale feesten op het Gouvernementsplein. Het doel van de nationale feesten was om de geboortedag van de Nederlandse koning of koningin te vieren. Zo was er op 19 februari 1852 vuurwerk op de 35ste verjaardag van koning Willem III. Dit herhaalde zich op zijn 56ste verjaardag in 1873 en zijn 70ste verjaardag op 19 februari 1887. Met de troonopvolging, begin september 1898 van koningin Wilhelmina, geboren op 31 augustus 1880, werd het gebruik om tussen 31 augustus en 7 september volksspelen met een vuurwerkspektakel te houden. Ook bij het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernard op 7 januari 1937 was het afschieten van vuurwerk onderdeel van het programma.
Tijdens de viering van het 50-jarige regeringsjubileum van koningin Wilhelmina op dinsdag 31 augustus 1948 was er ook een groot vuurwerkfestijn. Er volgde een permanent besluit om volksspelen in de periode 31 augustus – 7 september te houden. Ook tijdens deze activiteiten hoorde er vuurwerk bij. Vanwege de regentijd in april werd bovengenoemd besluit genomen. Met de troonopvolging van Juliana kwam er een eind aan de associatie tussen het Nederlands koninklijk huis en het afsteken van vuurwerk in Paramaribo.
Het eerste bewijs van het afsteken van vuurwerk vond DOE in 1852. Er zijn echter aanwijzingen dat het veel eerder gebeurde. De eerste regelgeving over het willen monitoren van licht ontvlambare stoffen (vuurwerk hoort hier ook bij) is te vinden in het Gouvernementsblad van 1828 no. 17 (art. 13). Behalve in 1828 is op meerdere momenten gebleken dat de overheid trachtte het afsteken van vuurwerk in goede banen te leiden. Zo blijkt in het Gouvernementsblad van 4 september 1905 het ‘Besluit houdende vaststelling van voorschriften omtrent de opslag en de bewaring van licht ontvlambare stoffen’ te zijn opgenomen. Dit besluit zou later ondersteund worden door verschillende wijzigingen en aanvullingen, namelijk middels de Besluiten van 5 maart 1907. Omdat al deze besluiten de raadpleging daarvan bemoeilijkten, werd besloten het geheel in het Besluit van 22 juni 1938 samen te vatten. Het woord ‘vuurwerk’ werd daardoor concreet benoemd. Dit besluit is tot vandaag van kracht. Wat echter hierin ontbreekt, is een bepaling met betrekking tot de afschietperiode en de wijze waarop dit moet geschieden.