De vakbonden zijn in Suriname verdeeld zelfs als het gaat om het behartigen van ogenschijnlijke gemeenschappelijke belangen als het verhogen van het welzijnsgevoel van de werkers. Er is geen forum waar de divergerende vakbonden over een aantal vraagstukken een gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen. De overkoepelende organisatie is zwak en zwaar achterhaald. Het weegt niet op tegen de tegenhanger bij de werkgevers. Het wordt allemaal heel gemakkelijk gemaakt voor de werkgevers. Net als politici zijn vakbondsleiders de laatste tijd vaak bezig de vinger naar elkaar te wijzen. Intussen wordt alle ruimte gelaten voor bijvoorbeeld werkgevers om in het eigen belang werkplaatsen en –afspraken anders te organiseren. Aan het eind van het jaar is een loonronde aan de orde. De laatste rapporten van het IMF hebben de regering wat dit betreft gewaarschuwd voor twee zaken: ten eerste moet voorzichtig worden omgesprongen met drastische verhogingen. Een 10% is dus volgens dit advies buiten de orde, maar what about een 3% dan. Een 3% loonsverhoging zal geen zoden aan de dijk leggen, bekeken vanuit de kant van de landsdienaar. Maar op landsbegroting komt een 3% op maandbasis wel neer op een bedrag, waarmee maatschappelijke groepen aan de slag kunnen. Lekker koren op de molen van de handelaren. Eventueel kan politiek een verkwistend beleid in een loonsverhoging worden gezien. Een groep landsdienaren is vastberaden en gaat voor een 10% loonverhoging. De CLO-voorman en de BvL-voorman hebben kennelijk divergerende opvattingen, maar wat betreft een loonsverhoging schijnt men gemeenschappelijkheid te hebben gevonden. Wat de BvL en CLO betreft, mag de 10% dwars over de hele linie van de landsdienaren worden getrokken. Dan let men dus primair op de loonverhoudingen. Maar what about de economie en de prijzen. De verhoudingen gaan logischerwijs verschuiven als er verschillende percentages worden toegepast. Bericht wordt dat over de 10% al een akkoord bestaat met de regering. Alleen voor de onderwijzers is een verhoging van een toelage voor permanente educatie nog op tafel. Als dat in orde is, is alles ready voor de uitvoering. De inflatie is een realiteit waarmee rekening moet worden gehouden. De koopkrachtdaling is nadelig voor de handel en het bedrijfsleven in zijn algemeenheid. Een andere realiteit is echter ook dat met argusogen wordt gekeken naar de ambtenarij. De indruk bestaat bij een deel van de samenleving dat ambtenaren geld ontvangen voor het niets doen. Moet daarbovenop nog een verhoging komen of moet men niet eerst harder gaan werken, vraagt men zich af. Ergens heeft de burgerij wel een punt. De productiviteit in de ambtenarij moet ernstig opgekrikt worden. Er moet productief werk gecreëerd worden voor een ieder bij de overheid. Hier zal er tegen de achtergrond van de overheid zoals die zich nu wil presenteren, ergens een grens zijn. Dan moet gekeken worden naar omscholing voor het toerisme en de agrarische sector. Akkoorden zijn al gesloten en de gevolgen van loonsverhogingen zijn merkbaar in de volgende maand. Dat kan dus januari zijn. Januari gaat in Suriname door als een lange en financieel moeilijke maand. Aan het gedoe elk jaar over loonsverhogingen moet er eigenlijk een einde komen. Partijen moeten gaan naar een meer voor de samenleving transparant en voorspelbaar systeem. De private sector komt dan niet voor verrassingen te staan. De burgerij zal in dit geval minder ruimte hebben om kritiek uit te oefenen, maar zal dan op- en aanmerkingen maken op andere aspecten van de ambtenarij, zoals de productiviteit. Wat gedaan kan worden, is een stuk logica inbouwen in de beloning van ambtenaren. Het loon moet dan gekoppeld worden aan de inflatie – die lonen aan de ene kant kan opstuwen – en aan de gemeten productiviteit, die bij een onveranderde stand van zaken aan de andere kant een neiging zal hebben om lonen omlaag te drukken. Het saldo van de inflatie en de productiviteit zal dan gaan uitmaken wat met het loon moet gebeuren. Overheidsbonden zullen garanties moeten inbrengen dat er geen (noemenswaardige) inkorting plaatsvindt, minimaal blijft men dan op hetzelfde niveau. Belangrijk is dat wij elke cent die we aan salaris krijgen, wel verdienen door productie van een goed of dienst.