Tweeslachtigheid in oproep grondenrechtenvraagstuk

De nieuwe voorzitter van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (Vids) heft onlangs bij zijn recente aanstelling aangegeven dat het grondenrechtenvraagstuk concreet aangepakt moet worden. Hij vindt dat de problematiek te lang op zich laat wachten en dat de regering te lang talmt. Het noemen van het grondenrechtenvraagstuk is gemakkelijk voor degenen die het niet moeten oplossen, maar moeilijker voor bijvoorbeeld de regering. Wat is het grondenrechtenvraagstuk nu eenmaal? Welke concrete acties moeten door de regering worden genomen om al dan niet geheel invulling te geven aan het zogenaamde grondenrechtenvraagstuk? Is dat wel duidelijk en is er een chronologisch traject? Waarom vragen autoriteiten zoals de Vids-voorzitter niet naar uitvoering van de concrete punten, maar verwijzen ze steeds naar het vage grondenrechtenvraagstuk? Wij denken dat het zogenaamde grondenvraagstuk genoemd wordt omdat de achterban dat wil horen. En waarom wil de achterban dat horen? Er is een diepgewortelde wens bij bepaalde groepen in de samenleving om apart behandeld te worden. Deze groepen zouden iets als een ontwikkelingsachterstand hebben, als gevolg van verwaarlozing door regeringen en incompetent traditioneel leiderschap. Met te vragen naar oplossing van het grondrechtenvraagstuk denken deze groepen nu dat er compensatie zal komen. Niets is echter minder waar. Het mag best wel onderkend worden dat er ontwikkelingsachterstand heerst in het binnenland. De grootste boosdoener is gebrekkig onderwijs. De manier waarop het binnenland vraagt naar ‘ontwikkeling’ strookt in het geheel niet met wat volgens de internationale regels onder oplossing van het grondenrechtenvraagstuk moet worden verstaan. Het concept van landrechten wordt in de internationale regels gedragen door twee basisprincipes: een wil om voort te bestaan op de wijze waarop de voorvaderen hebben geleefd en het heilig verklaren van het milieu. Willen onze burgers die roepen naar oplossing van het grondenrechtenvraagstuk voortbestaan op de wijze waarop hun voorvaderen hebben geleefd? De vraag kan heel moeilijk bevestigend worden beantwoord. De gemeenschappen zijn gedurende de jaren teveel in aanraking geweest met het moderne geldconcept en het materialisme. De mensen zijn verslaafd aan Champions Leaugue. Men streeft naar gladde wegen, betere telecommunicatie- en massamediaverbindingen en volkswoningen van steen. Het binnenland is voor een klein deel van de bevolking een permanente woonplaats waar men bewust verblijft om volgens de eigen traditie voort te leven. Voor velen is het een tweede huis om te overwinteren. Anderen blijven noodgedwongen in de gemeenschappen, omdat in de stad er nog geen degelijke verblijfplaats is gevonden. Er is een vastgelegd basisrecht van vrijheid van godsdienst in Suriname. Tot op zekere hoogte kan een religieus leven en bepaalde tradities ook in het stedelijk gebied worden voortgezet. Het grondenrechtenvraagstuk impliceert een zekere verwerping van het stedelijke leven. Van een verwerping is er echter geen sprake in Suriname, eerder van een wens tot urbanisatie. Het grondenrechtenvraagstuk impliceert ook een wens om minimaal in contact te komen met mensen buiten het gebied. Van zo een wens is evenmin sprake. Een deel van het grondenrechtenvraagstuk zou volgens de internationale regels inhouden demarcatie van het leefgebied en het tot speciaal gebied verklaren van die zones. Dat betekent dat de gronden niet te bezwaren zullen zijn (hypotheek), niet vatbaar zullen zijn voor scheiding en deling en niet overdraagbaar zullen zijn van individu naar individu. Omdat men het grondenrechtenvraagstuk ziet als compensatie van een achterstand (‘wij willen ook die rechten als van stedelingen’) en ‘om vooruit te komen’ (dus om leningen te kunnen nemen), is er een gap tussen hetgeen de achterban wil en wat de oplossing van het vraagstuk is, nl. het toekennen van een collectieve grondtitel welke geen onderdeel gaat zijn van het maatschappelijk economisch verkeer. Het gevolg van de demarcatie moet zijn dat anders wordt omgegaan met economische activiteit in deze gebieden: melden bij betreding door externe personen en vooraf verkregen instemming voordat economische activiteiten worden ontplooid. Daarnaast moeten winsten terug naar onderwijs en gezondheidszorg. Het zal niet beteken dat iedereen een stuk perceel krijgt. Wat de oplossing van het grondenrechtenvraagstuk is in termen van landrechten moet goed worden vastgelegd. Het tweede punt van heilig verklaren van het milieu is ook een belangrijke zaak. Wanneer is er voor het laatst geklaagd door binnenlandse leefgemeenschappen over het verbannen van kwikgebruik bij de goudwinning? Integendeel is te merken dat gemeenschappen ervoor vechten om ook gelegenheid te krijgen om hun eigen milieu met kwik te vernietigen en het landschap en ecosystemen te verstoren. Uit de handelingen van de leden van de binnenlandse woongemeenschap blijkt niet dat hun milieu voor hun heilig is.
Geconcludeerd kan worden dat het grondenrechtenvraagstuk in Suriname een farce is. Het is niet gebaseerd op oprechte basisuitgangspunten, maar op een door een zekere hoek gevoede gierigheid. Het landrechtenvraagstuk moet een compleet verhaal zijn en innerlijk niet met elkaar tegenstrijdig. Er wordt een wens gevoeld in het binnenland nu om zich te moderniseren. Burgers in het binnenland willen land, zij willen niet tribaal zijn. Dit betekent niet dat ze hun cultuur en religie geheel willen opgeven, maar in stamverband leven lijkt er niet meer bij te zijn. Het ingevoerde recht van grondhuur moet ook in het binnenland worden toegepast. De grond in het binnenland moet worden verdeeld. De mensen moeten beschermd worden tegen sliks deals die stedelingen kunnen sluiten om hun grond afhandig te maken. Gedurende een aantal decennia moeten er ook drempels worden opgelegd aan het overdragen dus ook bezwaren van de grond. Daarna wordt het gewoon domeingrond uitgegeven in grondhuur. In de tussentijd moet flink worden geïnvesteerd in onderwijs en gezondheidszorg. Elk binnenlands kind, zonder uitzondering, heeft recht op volwaardig onderwijs tot en met mulo. Bedrijven in het binnenland actief moeten lokale werknemers niet uitbuiten. Dat zijn de concrete eisen waarvoor binnenland gelieerde organisaties moeten gaan.
 

error: Kopiëren mag niet!