Gerold Dompig, voorzitter Managementteam Commissie Ordening Goudsector, was te gast in het actualiteitenprogramma van RBN, Kal Aaj Aur Kal. Hij is langer dan een jaar bezig met de ordening van de goudsector. Onder ordenen in deze sector wordt verstaan een situatie van chaos terugbrengen in een situatie van redelijke orde.
Totale chaos
Er waren gebieden in ons land waar er geen gezag aanwezig was. Men kon er niet eens heen gaan, vanwege het feit dat haast een ieder met een wapen rondliep. Er waren geen stelregels. Men ging heel vaak op de vuist met elkaar en wapengeweld werd niet geschuwd. Er waren heel veel vreemdelingen op ons grondgebied, waarvan de centrale overheid totaal niet van op de hoogte was; kortom er was sprake van een totale chaos.
De gebieden die al geordend zijn
Dompig werpt een retrospectieve blik op de afgelopen half jaar en komt tot de conclusie dat er in ruim 75 % van het “goudgebied” dat ongeveer 60.000 vierkante kilometer bedraagt, het gezag van de overheid is teruggebracht. “Nu weet de overheid wie allemaal daar zijn neergestreken en wat men aldaar uitspookt. Waar we nog niet aan toegekomen zijn, is om te bepalen wie waar mag zijn en wie wat mag doen. In die fase gaan we nu”, benadrukt Dompig. Het probleem van het immense gebied, ongeveer een derde van Suriname, is dat infrastructuur ontbreekt. “Anders was de ordening binnen een maand een feit”, stelt Dompig overtuigd. Dat gebied behelst Para, Brokopondo, Marowijne en Sipaliwini. Op de kaart van Suriname is dat het gebied rechts aan de kant van Frans Guyana: vanaf het Van Blommenstein Stuwmeer naar beneden tot aan de Goeiegebergte.
Aantal geregistreerde goudbedrijven en de belastingafdracht
In het gebied zijn er ongeveer 4.000 mijnen. In ieder mijn opereren ongeveer 8 machines, wat wil zeggen dat er 32.000 machines actief zijn in het gebied. Daarvan heeft de OGS 75% in kaart gebracht en geregistreerd. Na verificatie worden die gegevens opgestuurd naar de Belastingdienst, zodat de overheid over kan gaan tot het innen van belastingen. De machinehouders worden in beeld gebracht bij de Belastingdienst, wegens het feit dat ze in staat zijn grote investeringen te doen. Veel machinehouders hebben al een aanslag ontvangen van de Belastingdienst en dat proces verloopt aardig volgens Dompig. Er zou een forfaitair systeem gehanteerd worden bij het innen van belastingen. Dat wil zeggen dat men vooraf belasting heft. Een forfait is een bedrag of een tarief dat door de Belastingdienst vooraf is vastgesteld. Het is dus onafhankelijk van de werkelijke waarde of opbrengst. Dat idee is van tafel, want er is geen zekerheid dat men in een paar maanden goud vindt. Dat zou volgens Dompig de economie schaden. Wat nu gaat gebeuren, vooruitlopend op de goudwet, is dat machinehouders conform de huidige belastingwet een aanslag ontvangen en dan wordt er een belastingregeling getroffen. De vraag hierbij is hoe de Belastingdienst met de machinehouder tot een vergelijk komt, daar die als tegenargument op de aanslag altijd stellen nooit zoveel goud te hebben gewonnen. Wanneer er sprake is van een patstelling komt OGS bemiddelen. Dan gaat de OGS de benodigde informatie halen in het achterland, in de mijnen waar de machines van die betreffende ondernemer zijn.
Aantal mensen die in de goudmijnen werken
Dompig stelt dat wanneer het gaat op het berekenen van het aantal mensen dat in de mijnen werken, men uit moet gaan van een ‘1 op 10 verhaal’; dat wil zeggen dat in 1 mining pit er ongeveer 10 tot 12 mensen werken.
A succesvol business model
De eigenaar van de mijn maakt van te voren afspraken met zijn werknemers. De verdeelsleutel wordt van tevoren bepaald. Het model van ‘no cure no pay’ (‘geen oplossing geen betaling’) wordt gehanteerd. Het gevaar hiervan is dat wanneer de goud mining sector instort, en dat zal gebeuren, we met tienduizenden mensen zitten die geen baan hebben. Er is geen sprake van vaste banen in de goudsector. Dat onderkent Dompig: ‘goud is niet voor eeuwig’. Dompig stelt dat er waarschijnlijk nog goud in de bodem ligt voor de komende 25 jaar. Hij zegt dat we nu al moeten nagaan hoe we in deze sector mensen moeten trainen om later in andere mijnbouwsectoren aan de slag te gaan wanneer andere sectoren interessant worden.
Geen loonbelasting
De mensen die in de goudsector weken, betalen geen loonbelasting. Daarom heeft de OGS een systeem waarbij mensen geregistreerd worden en dus direct gekoppeld worden aan het belastingsysteem. De vraag is echter hoe de Belastingdienst de percentages en de ‘oogst’ achterhaalt van de goudzoeker om dan belasting te heffen. Daarom is de nieuwe goudwet essentieel; deze wet zal de weg vrijmaken voor de Belastingdienst om bij de opkopers de belastingen te heffen. Bij de opkoper zal er in die regeling een bepaald percentage worden ingehouden en dat is dan de goudbelasting. Wanneer dat is gebeurd, betaalt de goudzoeker geen andere belastingen meer. Hij koopt eenmalig zijn plicht af. En dat zal iedere keer gebeuren als hij zijn goud brengt naar de opkoper. Maar het probleem is dan men in dat systeem nog steeds geen loonbelasting afdraagt en dat is niet eerlijk tegenover de mensen die wel in een legale structuur zitten. Dompig stelt dat de man die straks goud brengt naar de opkoper, met die goudbelasting alles afroomt. De hoogte van het percentage bepaalt de regering. Feit is dat de regering de heffingen moet gaan halen bij de 12 opkopers.
De goudpasjes
Een goudpasje is meer een legitimatiebewijs voor de goudvelden. Het geeft geen enkel recht op het zoeken naar goud. Een ander voordeel van de goudpas is dat wanneer de ‘school of mining’ begint, men zonder pas geen activiteiten mag ontplooien. Dit kost SRD 700 voor lokale personen en buitenlanders moeten SRD 1.700 neertellen. De eerste mijnscholen worden te Bronsweg en Snes’kondre opgezet. Er is in het parlement geopperd dat Brazilianen met een goudpas alles mogen doen. Dompig vindt de opmerking misplaatst. Ook Marrons die een registratieformulier of een pasje van de OGS hebben gehad, zijn ermee naar de bank gestapt denkende dat ze daarmee een lening zouden krijgen. Het is duidelijk aangeven dat aan het pasje geen enkel recht kan worden ontleend. Dompig denkt dat de kritiek voortkomt uit frustratie. Legale Brazilianen die hun pasjes gaan halen geven aan dat ze de Marrons, die jarenlang wekelijks bij hun langs kwamen om geld te innen, niet meer zullen betalen. Er sprake geweest van oplichting en dat jarenlang. Er is een fenomeen van ‘inner’ in het binnenland en die inners brengen Brazilianen naar de gebieden om te werken. Die inner die werkt zelf niet; zij komen alleen maar om te collecteren. Wanneer de Brazilianen naar een ander gebied gaan, dient zich weer een andere persoon aan die uitlegt dat het gebeid aan zijn grootvader toebehoorde. Hij moet nu dus betaald worden. Mensen worden soms door 3 of 4 inners voor het gebied opgelicht.
Hoeveel mensen zijn geregistreerd
Van belang is te weten dat mensen zich eerst moeten registeren. Men moet legaal verblijven in ons land en dan pas mag men een pasje aanvragen. Er bevinden zich op de goudvelden maar 30 Brazilianen die een pas hebben. Naar schatting bevinden zich zo’n 12.000 Brazilianen in ons land. Van die 12.000 zijn er ongeveer 8.000 illegaal. Hetzelfde aantal, dus 8.000, zit in de goudsector. OGS kan geen pas geven aan iemand die hier illegaal is. Wat de OGS wel doet, is de mensen registreren en in het registratieformulier komt de illegale status te staan. Dat formulier wordt meteen doorgestuurd naar Justitie en Politie. In principe zouden de illegalen direct het land uitgezet moeten worden. Echter is er een beleid vanuit de regering van herkansing vanwege de vriendschappelijke banden met Brazilië. De regering heeft nu gesteld dat alle mensen die na 31 maart 2012 het land zijn binnengekomen en zich niet hebben geregistreerd, zonder pardon uitgezet zullen worden. Een paar jaar geleden, toen de overheid acties ondernam tegen de illegale Brazilianen, is een Braziliaans parlementslid overgevlogen om politieke druk op de Surinaamse regering uit te oefenen, terwijl die acties volgens onze wetgeving correct waren.
Concessiehouders
Het is bekend dat veel concessiehouders zelf niets met hun concessie doen en die dan onderverhuren. ‘Er zijn ongeveer 50 legale klein mijnbouwconcessies, maar ik moet gelijk daarbij zeggen dat een groot deel daarvan niet actief is en dat zijn de speculanten. Daarnaast hebben mensen grote concessies die niet vallen onder klein mijnbouw en waar concessiehouders niets ermee doen of men exploiteert maar een klein deel. Men gaat ook bewust verkeerd om met de vergunning die men heeft. Men heeft de mijnbouwwet die al 35 jaar oud is, nooit goed uitgevoerd. De mijnbouwwet zegt dat de overheid klein mijnbouwzones moet aanwijzen. Doordat het nooit is gebeurd, is men wild gaan occuperen en goud gaan zoeken. Mensen zijn hun eigen zones gaan maken en dat moeten we ook onderkennen, benadrukt Dompig. Het ligt in de bedoeling dat de huidige minister van Natuurlijke Hulpbronnen dat gaat doen. De eerste zones komen eraan binnen enkele weken in het Bronsweg-, Miriam- en Koffiekamp-gebied. ‘Dan pas is die ordening rond’, benadrukt Dompig.
Mensen in de politiek
In het parlement is vaker aangeven dat mensen in de politiek een dikke vinger in de pap hebben in de mijnindustrie. Dompig onderkent dat. Ook wordt er gesuggereerd dat Dompig die ‘politieke mensen ‘ een voorkeursbehandeling geeft. Het is weliswaar een vaag verhaal, toch wordt het vaak gesuggereerd. ‘Vaak gaat u deze geluiden horen van mensen uit de dorpen die politiek gelieerd zijn. De belangen zijn groot. Het moment dat je gaat ordenen, gaat het pijn geven ook bij deze mensen. Die gaan alles eraan doen om ervoor te zorgen dat je een slechte naam krijgt met als bedoeling de ordening stop te zetten. Men heeft zelfs gezegd de ordening te stoppen om het diepgaand te evalueren. ‘Die willen daarmee even tijd winnen om door te gaan. Het is zeker zo dat hooggeplaatsten op allerlei plekken allerlei belangen schijnen te hebben. Ik kan het niet bewijzen, maar het is absoluut zo dat de belangen er liggen in Paramaribo in alle politieke partijen. In die zin heb ik geen makkelijke job. Ik leef zodanig dat ik rekening ermee hou dat ik geen vrienden heb. Het geeft pijn bij zowel coalitiemensen als oppositiemensen. Als de coalitieman een goudzoeker is met grote lappen grond, dan heeft de oppositieman machines ingezet’, benadrukt Dompig. ‘Deze zaken kennen geen ras en geen kleur. Zowel coalitie- als oppositiemensen komt Dompig tegen op de goudvelden of aan de telefoon om een gunst te vragen. ‘In die zin wil ik die mensen vragen om te stoppen met vingerwijzingen, want ze zitten allemaal in het systeem!”