De oppositie heeft gisteren kans gezien om kritische kanttekeningen achter het buitenlands beleid van de regering Bouterse/Ameerali te plaatsen. Veel van de vragen die zijn gesteld, zijn ook aan de orde geweest hier. Vooral met betrekking tot de economische diplomatie, die noodzakelijk werd vanwege de veranderde geldstromen naar Suriname noopt DNA-leden om het uitgestippelde nieuwe beleid te onderwerpen aan een beschouwing. Van het buitenlands is tot nu toe kristalhelder dat deze regering zo min mogelijk iets te maken wil hebben met de Nederlandse regering. Dit is ook heel helder tot uiting gekomen. De uitvoering van de economische diplomatie vereist een bepaalde bezetting van de diplomatieke posten. Bij een bemensing door concubines, vrienden en familieleden haal je de wens van de mooi klinkende economische diplomatie niet. De economische diplomatie houdt over het algemeen in dat de financiering en uitvoering van het goedgekeurd of goed te keuren sociaaleconomisch programma gekoppeld wordt aan de diplomatieke dienst of beter gezegd de ambassades en consulaten. Dit betekent dus dat ambassadeurs hun land van missie goed kennen en ook goed doordrongen zijn van het uitgestippeld sociaaleconomisch meerjarenprogramma en de prioriteiten daarin. De ambassadeurs moeten opdrachten krijgen en de private sector moet nauw betrokken zijn in het geheel. Nu is het plannen maar een deel van de uitvoering van de economische diplomatie. Het is net het spannen van een kar. Belangrijk is welke paard je de zaak laat trekken … of welke ezel. Ambassadeurs die constant loeren naar mogelijkheden zijn daarvoor vereist. Men moet constant in contact zijn met het thuisfront. Maar men moet ook in staat zijn om de zaken te doen. Daarvoor zijn vaardigheden nodig, waarvoor familiebanden niet voldoende zijn. Een degelijke diplomatieke scholing is belangrijk evenals een degelijke algemene ontwikkeling, waarvan ook deel is de formele scholing. Wij weten dat in een aantal zeer potentiele landen belastinggeld wordt verspild aan personen die niet bedoeld zijn om diplomatiek werk te doen. Men is er doodongelukkig in. We zeiden eerder dat het erop lijkt alsof bepaalde ambassadeurs door iets of iemand uit hun land zijn verbannen. Soms moet een klein Suriname voor de mensen in het buitenland gecreëerd worden om de mensen een ongeluk te besparen. Een voorbeeld is de post te Indonesië. Het lijkt een schoolvoorbeeld van het tegenovergestelde van economische diplomatie. Indonesië is een land met enorme mogelijkheden voor Suriname. Indonesië is voor ons een leerschool in de eerste plaats. En dan bedoelen wij niet op het vlak van religieuze en etnische tolerantie, want daar scoort het land bar slecht in. We hebben het over de economie in versnelling. Indonesië is een Next-11 (N11) land, de groep van landen die progressie boekt op een hoog tempo achter de Brics-landen. In hun streven naar economische activiteit en expansie zou Suriname mee kunnen liften. Dat moet een plaatselijke ambassadeur beseffen en dat moet zijn/haar drijfveer zijn. De ervaring in Indonesië moet overweldigend zijn en het moet een Surinamer aansteken en verrijken. Het moet een ambassadeur dwingen om zijn economische verlichting vast te leggen in een boek als eyeopener voor mede-Surinamers. In het geval van Suriname gaat het niet om de vraag ‘wat kan ik doen voor Suriname’, maar om ‘wat kan Suriname voor mij doen’. De Surinaamse ambassade zou ons kunnen verrassen als het wat aan ons gaf, maar de indruk is integendeel dat het alleen neemt en niet geeft. In de conceptbegroting 2013 staat met betrekking tot Indonesië dat het belangrijk is voor de diplomatieke oriëntatie van Suriname in Azië en dat ons staatshoofd er een bezoek zal brengen. Er zal op het gebied van archivering een overeenkomst worden gesloten tussen deze twee landen. Tijdens een werkbezoek van de Buza-minister zullen verder afspraken worden gemaakt met betrekking tot kunstnijverheid, training van sociale werkers voor mensen met een beperking, de badmintonsport en beurzen. Het gaat hier deels om zaken die al voor de ambassadeur in de pijplijn zaten. Alles bij elkaar genomen is het zeer een schrale oogst. De Indonesische ambassade heeft geen dromen voor Suriname.
In DNA zijn ook kritische vragen gesteld over de capaciteit van de dure ambassade in Frankrijk. De indruk is gewekt dat de ambassade er is om een aantal vrienden een duur leven te bezorgen op staatskosten, zonder dat in ruil het land ervan profiteert. Opmerkelijk waren ook vragen met betrekking tot fysiek geweld dat zou zijn toegepast door een NDP’er op een partijgenoot om de diplomatieke missie in Nederland. Heethoofden die snel door hun argumenten heen zijn en overgaan tot de oergevoelens zijn er niet schaars in bepaalde kringen, maar op een ambassade lijkt ons helemaal uit den boze. Het duidt ook op geweld tegen vrouwen in diplomatieke kringen, tegen de hoogste diplomatieke vertegenwoordiging in een land. Wanneer deze Surinamers zoveel op een voetbal WK of tijdens judo op de Olympische Spelen hadden gedurfd, hadden ze ons land een dienst bewezen, nu wordt er alleen over ‘schande’ gesproken. Er is terecht kritisch gekeken naar het buitenlands beleid van deze regering. Alleen al op het stuk van de economische diplomatie worden er flink planken misgeslagen in belangrijke landen. Indonesië is een voorbeeld dat wij tot onze spijt wel moeten noemen onder andere.