Op twee plaatsen in het district Wanica is thans het Ramlila-spel gaande. De Ramlila is een toneelopvoering van 10 dagen waarin het verhaal van de Ramayana in het kort wordt nagebootst. Het Ramlila-spel wordt in Suriname opgevoerd sinds de aanwezigheid van Britsch-Indische immigranten, de voorouders van de huidige Hindoestanen, in Suriname. Het opvoeren van de Ramlila is een teken van verbondenheid met het land waarin de belijders van de Hindoe-leer wonen, het is een teken van verbondenheid met de Hindoereligie en de Surinaams-Hindoestaanse cultuur. Het Ramlila-spel geeft ook aan dat de opvoerders daarvan de wens hebben om steeds meer bezit te nemen van alle aspecten van het leven in het land waarin zij wonen. De ruimte om Ramlila op te voeren, is er voor de Hindoestaanse immigranten altijd geweest. Dit is terug te vinden in het rapport dat door o.a. de onderzoeker J. Mc. Neill en Chimman Lal in 1913 werd uitgebracht in opdracht van de Britsch-Indische regering. Dit onderzoek werd uitgevoerd naar aanleiding van klachten die er waren over de toestand van de Hindoestaanse immigranten in Suriname. Op cultureel gebied zou er volgens het rapport vrijheid van expressie zijn, o.a. met betrekking tot de Ramlila. De arbeidsomstandigheden waren een andere zaak, alhoewel de onderzoekers vonden dat de mensen beter af waren hier dan in hun land van herkomst. Veel Hindoestaanse immigranten zijn in de bossen omgekomen. De immigratie zou overigens stoppen in 1916. De traditie van de Ramlila is voortgezet en is even oud als de Hindoestaanse immigratie zelf. Welbeschouwd is de Ramlila een Surinaamse culturele erfenis die bewaakt moet worden, evenals het Sarnami: een taal die ontstaan is hier op de Surinaamse bodem. De integratie van de Surinaamse Hindoestanen is begonnen op het moment toen de acceptatie vanuit de overheid en de overige delen van de bevolking ontstond over hun wezen, hun aparte fysieke verschijning, hun nieuw aandoende godsdiensten en gebruiken. De Ramlila was een middel voor de vroege Hindoestanen om aan de ene kant de groepsbinding te versterken en door de openbaarheid ervan ook om een hand uit te reiken en oprecht te integreren. De Ramlila is daarom een aspect in de zeer rijke en gevarieerde Surinaamse cultuur dat bewaard moet worden en bescherming van de Surinaamse regering verdient.
De oplettende observator van de ontwikkelingen in het Ramlila-spel moet hebben ontdekt dat gedurende de decennia heen er toch iets is veranderd. Waar in het begin het Hoog-Hindi werd nagestreefd als taal van de Ramlila is vooral in de vertolking van de bijrollen een opkomst van het Sarnami waar te nemen. Dat heeft wellicht te maken met het uitsterven van een deel van de Surinaamse cultuur van de natak: het Hindoestaanse toneel met geschminkte gezichten waar klassieke stukken werden opgevoerd in een strak stramien zonder improvisatie. De dialogen waren standaard en waren niet vatbaar voor veranderingen, ze moesten uit het hoofd worden geleerd en opgezegd. Dat stuk cultuur is uitgestorven en heeft de aandacht niet gehad van de Surinaamse regering met betrekking tot conserveren. Veel bekende Surinaamse artiesten die hebben bijgedragen aan de integratie van de Surinaamse Hindoestanen hebben hun basis in het traditionele Hindoestaanse toneel. Wat in de plaats kwam, was toneel zoals het populair voorkwam in Suriname, waarin veel ruimte was voor de creativiteit van schrijvers, regisseurs en acteurs. Dat minder strakke stramien had zijn impact ook op de opvoering van de Ramlila, die nu ook minder gebonden is aan strenge richtlijnen. En dan gaat het niet alleen om het taalgebruik en het vaste patroon en de dialoog. In de beginperiode waren acteurs van nataks gebonden aan codes zoals ‘positief spreken’ in het dagelijks leven, het zogenaamde ‘say no evil’-principe. Het was te vergelijken met een periode van vasten die niet verbroken moest worden. Acteurs moesten een aantal dagen voor hun opvoeringen letten op hun handel en wandel. Die moest in geen enkele zin kwetsend of nadelig zijn voor derden en de samenleving als geheel. Klaarblijkelijk hebben deze scherpe ethische codes, die zeer van belang zijn voor de opbouw van het land, ingeboet aan terrein. Ramlila zoals nu opgevoerd op twee plaatsen in het district Wanica zijn openbaar. Hele buurten moeten het gaan aanschouwen, niet alleen Hindoestanen of Hindoes. Met een goede uitleg dat regelmatig plaatsvindt, is het redelijk goed te volgen. De Ramlila moet door de organisaties die het opvoeren, zodanig worden uitgezet, bijvoorbeeld met op schrift gezette verloop van het verhaal van de dag in het Nederlands, dat het toegankelijker wordt gemaakt voor ook niet-Hindoestaans sprekenden. En dat is met een beetje inzet niet zo moeilijk, omdat de organisaties decennialang ervaring hebben. Voorts moet Cultuur zich actief inmengen in het Ramlila-gebeuren. Organisaties die het opvoeren, verdienen overheidssteun en versterking. De kwaliteit moet niet gaan eroderen. Cultuur is verantwoordelijk om een eventuele erosie een halt toe te roepen en organisaties te helpen om de kwaliteit te bewaken. In elk geval verdienen de organisaties die met jongeren het uitnodigende Ramlila-gebeuren opvoeren, een pluimpje. De volgende stap is voor de regering, en met name Cultuur, om het Ramlila-spel op de culturele en toeristische jaaragenda te plaatsen en het als product te ‘verkopen’ in Suriname. Dat zal alleen maar voordelen opleveren, voor de organisaties en de cultuurdragers, maar ook voor de toeschouwers en de samenleving. De Ramlila verdient meer ondersteunende overheidsaandacht.