In Dagblad Suriname van dinsdag 18 september 2012 (pagina 12) heb ik een bericht gelezen als reactie op een archeologisch onderzoek, dat dhr. B.S. Mitrasingh van plan is te doen op Mariënburg. Deze reactie komt van de projectdrager van Mariënburg. Om het goed te begrijpen moest ik het stuk twee keren lezen. Heel oppervlakkig bekeken kom ik tot de conclusie dat de projectdrager een heel zielig verhaal heeft geschreven over de bewoners van Mariënburg. Hij gebruikt de term Kampong; hij schrijft over de woon- en leefomstandigheden van de bewoners; hij vraagt zich af wat het nut is van opgraving van botten, terwijl de Kampong-bewoners in erbarmelijke omstandigheden leven. Het is niet mijn gewoonte om op deze zielige verhalen te reageren. Ik heb begrip voor het zielig verhaal van de projectdrager, maar de wetenschapper Mitrasingh (archeoloog) moet een wetenschappelijk onderzoek doen. De wetenschapper houdt zich niet bezig met de werkgelegenheid, met de leef- en woonomstandigheden van de bewoners, met drinkwater en elektriciteit. Die taken zijn weggelegd voor de overheid (regering) en niet voor de wetenschapper. Indien de regering vindt dat het archeologisch onderzoek geen voortgang moet vinden, moet de regering dat kenbaar maken. En zeker niet dat de projectdrager met allerlei argumenten moet komen aandansen om zaken te beïnvloeden. Het zielig verhaal noopt mij om de lezers meer achtergrondinformatie te geven over Mariënburg.
Als wij over Commewijne praten, denken wij direct aan de suikerplantage Mariënburg. Vele Surinamers (vooral Commewijners) hebben prettige herinneringen aan de periode toen Mariënburg in bloei was. Wat heden ten dage van Marienburg nog overgebleven is, is gewoon zielig om te aanschouwen en een reden om echt te huilen. De voorgaande regeringen hebben van Mariënburg, welke eens van de Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM) was, een puin gemaakt. Deze plantage is nu te vergelijken met de ‘verschroeide aarde’ waar geen korrel suiker geproduceerd wordt. De vestiging van de Nederlandse Handelsmaatschappij in Suriname hangt samen met de afschaffing van de slavernij in 1863. Na de aanname van de wet op de afschaffing van de slavernij, hadden de Nederlandse plantage-eigenaars de meeste plantages in Suriname verkocht. Zij waren bang dat zij niet voldoende arbeidskrachten zouden hebben om op de plantages te werken. De Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM) kreeg integendeel in die periode grote belangstelling om plantages in Suriname te kopen. In november 1867 werd de plantage Resolutie (aan de rechteroever van de Commewijnerivier) voor de som van f 250.000,00 gekocht. Deze plantage had een oppervlakte van ongeveer 1.200 ha. Een deel werd beplant met suikerriet, een deel met bananen en een deel moest nog in cultuur gebracht worden. De NHM heeft later de plantage Mariënburg, gelegen aan de linkeroever van de Commewijnerivier, gekocht. Dit terrein was zeer geschikt om een suikerfabriek te bouwen. Met de omliggende plantages Visserszorg, Alkmaar, Zoelen, Voorburg en Susannadaal werd overeengekomen dat zij riet gaan leveren voor Mariënburg. In 1881 werd met de bouw van de fabriek aangevangen en in oktober 1882 werd de fabriek maalklaar (had een maalvermogen van 300.000 kg riet per dag). Mariënburg heeft ruim honderd jaar suiker voor Suriname en de wereldmarkt geproduceerd. In 1975 heeft de NHM de suikerplantage Mariënburg voor een symbolisch bedrag aan Suriname overgedragen.
Na de sluiting van de suikerplantage Waterloo in Nickerie in 1969, was Mariënburg nog de enige suikerplantage in Suriname. In de jaren 1980 wilde India een nieuwe fabriek opzetten op Mariënburg. De vakbonden wilden toen een fabriek halen uit Brazilië. Door gehaal en getrek is de nieuwe fabriek nooit gekomen. Men heeft systematisch ook deze suikeronderneming laten doodbloeden. De geschiedenis hierover kan nagetrokken worden. Men moet dus geen fabeltjes komen vertellen. In 1974 wilde de onderneming nog de suikerprijs met enkele centen aanpassen, maar de toenmalige minister van Economische Zaken heeft letterlijk gezegd: “Wij geven geen toestemming om de suikerprijs aan te passen en indien het nodig wordt, laten wij suiker invliegen”. Surinamers waren op een gegeven ogenblik niet bereid om op de rietvelden te arbeiden. Wij moesten Guyanezen en Haitianen inschakelen om het zware werk te doen. In 1985 is de suikerplantage Mariënburg voorgoed gesloten. Honderden arbeiders die nog daar werkten, werden brodeloos. De suikerplantage Mariënburg, het hart van Commewijne, heeft toen een hartinfarct gehad en is toen letterlijk ten onder gegaan. Vanaf de jaren 1985 moeten wij nu elke korrel suiker uit het buitenland importeren.
De afgelopen 27 jaren hebben wij gemerkt dat er niet veel gedaan is op Mariënburg. Als parastataal bedrijf ressorteert dit bedrijf onder het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat Mariënburg uit de boezem van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij is onttrokken. Dit geschiedde in de periode 1996-2000. De leiding van Mariënburg is vanaf die periode overgedragen aan een zekere projectdrager, die zich als heer en meester gedraagt. Laten wij eerlijk met elkaar communiceren. De projectdrager heeft zijn eigen consultantbedrijf en heeft een masterplan geschreven over de toekomst van Mariënburg. Over dat masterplan weten heel weinig Surinamers. Er zou een vliegveld, een geweldige haven en nog meer van die ‘dromen’ komen, waarvoor de wereld en ook Surinamers geen belangstelling hebben getoond. Na 14 jaren hebben investeerders geen belangstelling getoond om geld te investeren in ‘droomverhalen’. Enkele jaren terug zag ik de heer drs. Soewarto Moestadja in het programma “Suriname Vandaag”, waar hij duidelijk naar voren gebracht heeft dat NV Prochem (Quality Palm Oil Suriname) belangstelling heeft voor de verwaarloosde en doodgebloede Mariënburg. Dit plan is niet doorgegaan, omdat volgens velen de projectdrager een ‘sta in de weg is’. Hij is met allerlei onrealistische voorstellen gekomen. Zelfs de minister van LVV stond machteloos en kon niet ingrijpen. Jammer en nogmaals jammer dat een gouden of liever gezegd een diamanten kans voorbijgegaan is om Mariënburg nieuw leven in te blazen. De burgers van Mariënburg waren in het begin erg trots, maar later ook teleurgesteld dat NV Prochem niet op Mariënburg is gekomen. Wij klagen dat het niet goed gaat met Suriname, maar wij hebben zelf systemen gecreëerd waardoor beleidmakers, en in dit geval zelfs ministers niet kunnen optreden. Na 14 jaren zien wij geen activiteiten op Mariënburg. De beschikking, welke ooit aan de projectdrager is gegeven, moet onmiddellijk ingetrokken worden en deze verwaarloosde onderneming moet weer in de boezem van de staat gebracht worden. Wij moeten niet toestaan dat binnen Suriname, een staat in een staat ontstaat. De huidige minister van Binnenlandse Zaken zou een boekje moeten opendoen over Mariënburg. Tenslotte wil ik de regering de volgende vraag stellen. Is het waar dat de projectdrager, tevens president-commissaris van Mariënburg is? Als het niet waar is, beschouw ik dit stuk als niet geschreven. Maar als het waar is, verzoek ik aan de verantwoordelijken van dit land om aan deze ongehoorde situatie onmiddellijk een halt toe te roepen. Geen enkele burger in dit land mag de vooruitgang (wetenschappelijk onderzoek) van Suriname, op welke wijze dan ook, stagneren.
Hardeo Ramadhin