Consultaties en dialoog zijn de meest essentiële voorwaarden voor effectief en relevant overheidsbeleid. De transportsector is een branche die erkend wordt als een legitieme sector, waarvoor beleid moet worden gemaakt. Er is een speciaal ministerie gemaakt langs waarheen belastinggeld moet worden besteed via de begroting. Het Besluit Taakomschrijving Departementen bevat een aantal bijzondere taken met betrekking tot ‘transport’. Er zijn speciale afdelingen op TCT, die speciaal ingesteld zijn om te zorgen voor het transportgebeuren in Suriname zoals het onderdirectoraat Transport en de afdelingen Openbaar Vervoer, Taxiwezen, Controledienst en Staatsbusdienst. Met name de afdeling Openbaar Vervoer heeft geen gemakkelijke taak. De afdeling heeft een dienstverlenende taak naar binnen toe, maar zeer zeker ook een naar buiten gerichte dimensie. Het eerste heeft betrekking op de wetgeving, vergunningsvoorwaarden, formulering en evaluatie van het beleid en internationale ontwikkelingen en verplichtingen. Het tweede gaat over hearings, consultaties, dialoog monitoring van wettelijke voorschriften en vergunningsvoorwaarden en voorlichting. De particuliere bushouders moet als een beroepsgroep worden erkend door TCT. De noemer waaronder ze formeel aangeduid moeten worden, moet vanaf een bepaald moment voorkomen in beschikkingen, resoluties en zelfs staatsbesluiten en wetgeving, bijvoorbeeld wanneer overheids-entiteiten in de branche worden ingesteld. De particuliere bushouders zijn verenigd uit eigen initiatief en dat maakte het niet moeilijk voor de minister en autoriteiten om overleg te voeren. Wel is het zo dat voor efficiënt dialoog met de bushoudersorganisaties, het goed gesteld moet zijn met de interne democratie binnen de brancheorganisaties zoals de PLO. Er wordt wel vergaderd, maar hoe? Worden besluiten middels geheime stemming genomen, of beslissen het bestuur of de brutale leden voor de rest? Hoe wordt er vergaderd: in een zaal met tafels stoelen en het recht om te spreken en stemmen of gaat het om ‘staande recepties’ bij benzinepompstations, waar alleen geluisterd wordt naar de personen die het hardst kunnen schreeuwen en zichzelf naar voren kunnen stoten? Deze toestanden zijn wel op tv uitgezonden.
Feit is dat het de afdelingen van TCT en de directie en leiding van TCT niet is gelukt om de branche zodanig te betrekken in het beleid en besluitvorming dat er iets als een partnerschap is ontstaan, waarbinnen er dus ruimte is voor kritiek, kanttekeningen en ondersteuning. TCT en de brancheorganisaties leven vaker op gespannen voet met elkaar. Het is onduidelijk of de eisen en uitgangspunten en überhaupt de belangen van de branche legitiem zijn. De brancheorganisaties worden door TCT niet geapprecieerd, maar ze worden getolereerd als een noodzakelijk kwaad. En dat is de meest logische verklaring voor slepende kwesties. Er is wantrouwen tussen TCT en de brancheorganisaties. De ministeriele leiding en de werkers in de branche voelen elkaar niet aan en kunnen elkaar niet aanvoelen, de verschillen in levensstijl zijn kennelijk moeilijk te overbruggen. TCT is er bijvoorbeeld niet alleen om ervoor te zorgen dat goedkoop of gratis of gesubsidieerd transport naar het binnenland mogelijk is. TCT is er ook om te kijken naar de ondernemers in de branche. TCT, consumentenorganisaties en de bushouders moeten iets als een Tripartiet Transportoverleg (TTO) tot stand brengen en daarin rekening houden met de principes van ‘informed dialogue’ en oprechte communicatie die uitgaat van respect. Het TTO moet geïnitieerd worden vanuit het technisch kader van TCT, maar het kan ook van de directie komen als die theoretisch daartoe onderlegd zijn.
Opvallend is dat opeens de vp veel minder aan het woord is dan in november/december 2010 bijvoorbeeld. Er zijn verwachtingspatronen geschapen door de beloftes die gedaan zijn met betrekking tot subsidies. De Staat en concreter de regering komt in deze steeds vaker over als een onbetrouwbare partner die kan beloven maar moeilijk uitvoert. Een voorbeeld zijn de incentives aan de rijstboeren die uitblijven en een andere is die van de bushouders. Een zekere patroon in de twee branches is wel te herkennen en minimaal gaat het dan om klein ondernemerschap. De sector betaalt inkomstenbelasting en omzetbelasting. Aangenomen wordt dat voordat beloften worden gedaan, nagegaan wordt in hoeverre die legitiem zijn. Wie heeft er een stokje voor gestoken dat de PLO-bushouders hun beloofde subsidie maar niet ontvangen. De spanningen tussen TCT en de bushouders is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling en verdere professionalisering van de branche is een noodzaak. Hopelijk komt het ooit zover dat de drie relevante partners tot een TTO komen. Maar daarvoor is wel initiatief vanuit TCT nodig en ook goed bestuur en innovatief leiderschap.