Door een overheidsvoorlichtingsprogramma waren wij getuige van een sessie met zogenaamde cultuur geëngageerde personen, waarbij uitleg werd gegeven over de aanstaande Carifesta die in Suriname zal worden gehouden komend jaar. In beeld kwam eerst een uit het hoofd pratende leider van het Carifesta-gebeuren vanuit het kabinet van de president, wiens gepraat meer een politieke en economische focus had. Daarna kwam een Cultuurdirecteur in beeld met een Engelse PowerPointpresentatie met een Nederlands uitleg. Uit de twee presentaties was te voelen dat de meer technische directeur – dit bleek echter niet deze keer uit zijn presentatie – zich vaker zal moeten schikken naar de man vanuit het kabinet van de president. De betrokkenheid van deze persoon vanuit het kabinet, roept vraagtekens op. Er zijn mensen die veel kunnen, maar er bestaan geen mensen die eventjes alles kunnen. De man die het voor het zeggen moet hebben bij de voorbereiding van Carifesta Suriname is een man of een vrouw die op het bepaalde vlak geschoold is en bekend staat als een muzikaal, artistiek en of literair persoon. Dat is onze vooruitgeschoven leider vanuit het kabinet niet. Vanwege de geschiedenis en de staat van dienst is het te voorspellen dat wanneer een man van het kaliber van deze Carifesta-leider naar voren wordt geschoven, in de organisatie anderen niet volledig in de gelegenheid zullen zijn of van de ruimte gebruik zullen kunnen maken om een bijdrage te leveren. Dat zal maken dat de druk op de leider om meer te doen groter zal worden. En daar zullen zijn zwakke punten naar boven komen en vastgesteld worden eventueel na een niet volledig geslaagd evenement dat veel heeft gekost. De leider die een Carifesta moet trekken, moet een netwerker zijn en culturele groepen kunnen mobiliseren en kwalitatief upgraden op het hele Surinaamse grondgebied. We betwijfelen of de leider dat kan. We betwijfelen ook of Surinaamse overheidsonderdelen efficiënt en effectief zullen kunnen gaan werken bij die mobilisatie die nodig is. Het heeft te maken met leiderschapsstijl en zeker technische kennis en affiniteit met cultuur en kunst. Een teken dat het fout begint, is de lege zaal in een van de Surinaamse hotels waar de sessie is gehouden. Er zitten wel mensen in de zaal die in namen van hun organisaties ‘cultuur’ dragen, maar allang niet meer of nooit cultureel of artistiek bezig zijn geweest. De zaal waarin de kabinet-man en de Cultuurdirecteur hun presentatie hebben gehouden, moest tjokvol zijn met culturele en artistieke exponenten van alle culturele groepen. Als het aan Cultuur wordt gelaten, behoort men in staat te zijn die mobilisatie te plegen. Of is het de Cultuur-afdeling die de touch met het veld is kwijtgeraakt? De lege zaal zegt wel wat over de voorbereiding.
De punten die door de Carifesta-leider naar voren zijn gebracht, zijn wel zaken die relevant zijn, maar niet nieuw. Cultuur en kunst zijn een economisch middel, dat wordt al een tijd gezegd en in Suriname al uitgeput in de toerismesector. Waarbij wij wel onze wenkbrauwen fronzen, is het opengooien van Carifesta voor alle Unasur-landen. In de eerste plaats horen landen als Argentinië en Uruguay, evenals de andere Latijns-Amerkaanse landen niet op een Caribbean Festival of Culture and Art. De vorige keer toen we in 2003 Carifesta organiseerden, waren er meer dan 30 landen aanwezig, ook buiten het Caribisch/Caricom-gebied. Maar het betrof landen buiten het gebied die in een diasporarelatie zitten met Suriname. De ‘wider Caribbean’ kan erbij en dan denken wij hooguit aan Venezuela. Als de nadruk wordt gelegd op toerisme, kan de hele wereld erbij, maar wanneer wij Carifesta organiseren, moeten we blijven letten op het doel ervan en dat het geografisch beperkt is om de focus te houden op onze cultuur. We moeten voorkomen dat andere regio’s met hun aanwezigheid zorgen voor een accentverlegging. Carifesta in Suriname behoort een evenement te zijn, waarbij Suriname zich maximaal exposeert en haar culturele vrijheid en verscheidenheid toont, door kwalitatief hoogwaardige presentaties van folklore en moderne kunst en cultuur. Daarom is USD 5 miljoen ervoor getrokken. Alle cultuurvormen in Suriname en de cultuurdragers en cultuurgroepen moeten geüpgraded worden, zodat ze op kwalitatief behoorlijk niveau hun cultuur kunnen showcasen aan de wereld. Van de gelegenheid moet ook gebruik worden gemaakt om alle cultuurvormen in te bedden in de toerismekalender. De verschillende nationale hoogtijdagen lenen zich daar goed voor. Wat Suriname ook moet doen, is een einde maken aan haar verwaarlozing van grote cultuuriconen, die er niet meer zijn en de levende cultuurdragers ook te eren bij Carifesta. In Suriname lijkt het alsof Suriname alleen een Dobru heeft gekend. Er is een grove minachting richting Surinaamse cultuuriconen die in het Caribisch gebied legendarisch zijn. Maar als het gevraagd wordt aan de aangestelde Carifesta-leider wie deze personen zijn, zal hij het met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet weten. Er zijn culturele revivals gaande en de organisatie van Carifesta moet daarmee rekening houden. De organisatie moet niet ervan uitgaan dat er klassieke cultuuruitingen hebben bestaan die uitgestorven lijken. De realiteit zal leren dat er wel degelijk revivals plaatsvinden, waarvoor verantwoordelijke overheidsafdelingen geen aandacht hebben, vanwege ongeïnteresseerdheid, bevooroordeeld en werkschuwe personeel en een gebrek aan cultuurbeleid. De Engelse PowerPoint van de Cultuurdirecteur was geen boodschap voor het aanwezige publiek, het was meer bedoeld voor de interne medewerkers. Wat Suriname echt van plan is met de echte Carifesta is niet duidelijk. De Carifesta-leider die geen cultuur- en kunstnadrukken als prioriteit stelde, was wel duidelijk. Daarom is er de angst dat het kunts- en cultuurevenement, bedoeld om de integratie te bevorderen, iets heel anders wordt. Dat legitieme belangen daarmee worden gediend, maar die niet met Carifesta primair in relatie staan. Carifesta is een belangrijk evenement. Nu wij het gaan organiseren, moeten de accenten goed gelegd worden en moet deskundig kader worden ingezet. Het is een gelegenheid om Suriname via zijn kunst en cultuur, die in zeer ruime mate aanwezig is, te ‘branden’ en daarop voort te bouwen. Aan de regering wordt de oproep gedaan om het proces goed te bewaken en het aanwezige kader en het veld niet over te slaan.