Bij de aanstelling van de minister van Minov hadden wij aangegeven dat het karakter van het ministerie zich niet leent voor benoemingen die op de normale wijze plaatsvinden. Toen de minister een directeur aanstelde zonder voor de keus een duidelijke motivering te kunnen geven, konden wij het in context plaatsen, maar ook aangeven dat het voor problemen zou zorgen. Nu blijkt dat de top van het ministerie de president gevraagd heeft om de minister en haar directeur te ontslaan. De spanning was voorspeld vanwege het toevallige koppel en de feminisering die waar te nemen is op vrijwel alle ministeries en ook op Minov. Maar het is geenszins alleen een genderprobleem. Het heeft te maken met kader en gaps die zichtbaar worden. In de berichtgeving wordt aangegeven dat bijna het complete hoofdkantoor de brief, die om de vervanging vraagt, heeft ondertekend. Het personeel geeft 7 bezwaarpunten aan die het hoogste executieve vrouwelijke koppel bezwaarlijk maakt op het ministerie. Ten eerste wordt aangegeven dat stukken die naar de minister worden verstuurd, niet worden behandeld door de bewindsvrouw. Dit geeft aan dat de staf en de minister niet afgestemd hebben over de prioriteiten. Wat de staf als belangrijk vindt, en dit is dan vervat in de brieven die worden gestuurd, lijkt niet belangrijk te zijn voor de minister, dat gevoel ontstaat bij de staf kennelijk. Ook is kennelijk het gevoel ontstaan dat de minister ook niet formeel, middels stukken, wil communiceren. De indruk ontstaat ook dat de normale gang van zaken op het ministerie is verstoord, de wettelijke taken kunnen daarmee onder druk staan. Als niet meer op stukken wordt gereageerd, kan de vraag bij de staf rijzen waarom men naar het werk komt. Opgepast moet ook ervoor worden dat, omdat men de minister niet lust vanwege tekortkomingen, men de minister van beneden uit opzadelt met veel werk, om zodoende haar gebreken zichtbaar te maken. Het bezwaar is ook geopperd dat de minister geen gesprekken voert met afdelingshoofden en coördinatoren. Is het zo dat de Onderwijsminister in plaats met de staf, nu gesprekken voert met anderen? Wie zijn deze anderen? Of is het zo dat de minister en de directeur helemaal geen gesprek voeren met niemand? Indien de minister geen communicatie heeft met de staf, kan een vervreemding optreden tussen de minister en de staf. Ook kan het gevaar dreigen dat de staf vlak onder de directeur zich niet meer geleid voelt, waardoor de staf stuurloos dreigt te raken. Op een onderwijsministerie moet een minister uiterst behoedzaam zijn met communicatie en haar taalgebruik. Nu wordt gesteld dat zij beledigende taal gebruikt tegen medewerkers, afdelingshoofden en zelfs onderdirecteuren. Een minister die onderdirecteuren, afdelingshoofden en medewerkers zodanig aanspreekt dat ze zich beledigd voelen, heeft een probleem. Het zal zorgen voor een zeer moeilijke samenwerking en demotivatie. Het beleid waarvoor de minister van de staf afhankelijk is, zal moeilijk van de grond komen. Als een minister ervan beschuldigd wordt beledigende taal te gebruiken, dan is er een opgelopen spanning die niet gezond is voor het ministerie. Een ander bezwaar is dat er geen informatie wordt verstrekt aan het personeel. Om wat voor informatie gaat het? Kennelijk om informatie die de minister vanuit de RvM of van andere fora meeneemt en normaal heeft gedeeld met de staf om zodoende de topambtenaren het gevoel te geven dat ze betrokken zijn. Die informatie is kennelijk niet meer ter beschikking voor de staf, daardoor voelt de staf zich verwaarloosd en niet meer belangrijk. Het werk dat de staf zou moeten doen of aansturen, kan hierdoor niet in een breder context worden geplaatst. Onder deze omstandigheden hebben hoger en lager personeel dezelfde informatie en is het lager personeel moeilijk te motiveren.
Uit het bezwaar dat afdelingen niet worden betrokken bij het opstellen van belangrijke documenten zoals de begroting van 2013, versterkt ons vermoeden dat de staf zich verwaarloosd voelt. Hoe is het mogelijk dat gewerkt wordt aan de begroting van 2013 zonder dat belangrijke beleidsafdelingen zijn betrokken? Iemand heeft dan toch wel gewerkt aan de begroting, wie zijn deze personen dan wel? Gaat het bij Minov om een strijd tussen de staf die er was en die zal blijven en personen die dicht bij deze minister zitten? Van een begroting waaraan de belangrijke afdelingen niet hebben gewerkt, kan wellicht niet verwacht worden dat die omarmd wordt door de staf die het op gegeven moment geserveerd krijgt. Een ander punt is dat de minister vrij regulier, dus als een nieuwe gewoonte, opdrachten geeft aan functionarissen, zonder af te stemmen met leidinggevenden. Weigeren van een opdracht van de hoogste baas is heel moeilijk, voor sommigen zelfs een eer om uit te voeren. Het gevaar zit hem dan wel hierin dat ondergeschikten met opdrachten zitten waarvan de leidinggevende niets weet of liever aan een ander had gegeven. Het gevaar zit hem ook hierin dat het lager personeel voorkeur geeft aan de opdracht van de minister en opdrachten van de leidinggevende opzij schuift. Daardoor kunnen alleen maar ontwrichtingen ontstaan op afdelingen. Wat opvalt, is dat de brief waarin om het vertrek van de minister wordt gevraagd ook getekend is door onderdirecteuren. Deze behoren tot de selecte kleine top van een ministerie. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat gedurende de tijd deze posten voor een deel politiek zijn ingevuld weliswaar soms met deskundigen. Afdelingshoofden zijn een grotere groep, maar ook belangrijk evenals de beleidsmedewerkers. Wanneer nagenoeg het hele hoofdkantoor gekant is tegen de minister en de directeur, is een groot probleem in de maak. De brief is een vergaande maatregel. Het kan ook een teken zijn dat de staf nu uitzichtloos is en geen andere opties voor zich zag. Bewijs daarvan is de mededeling dat 15 stafleden hun ontslag hebben ingediend of overplaatsing hebben aangevraagd, vanwege de houding van de minister. Vanuit de kant van de minister bekeken is het nu misschien moeilijk voor de minister en de directeur om te rekenen op de loyaliteit van de staf vlak daaronder. Dat geeft vaak aanleiding tot langslepende twisten en vervangingen, hetgeen wij hier niet hopen. Vooral de onderdirecteuren zitten in een lastig parket omdat ze het laagst zitten in het directieteam van ministeries, direct aanleunend tegen het lager personeel, waarvan de afdelingshoofden de hoogste in categorie zijn. De spanning op Minov is nu niet bevorderlijk voor de plannen die Minov en de task force hebben bekendgemaakt en de vernieuwingen die doorgevoerd moeten worden. De bond die hier betrokken is, is nog niet in beeld. Hopelijk komt de spanning op het hoofdkantoor van Minov tot een goed eind.