Voor- en tegenstanders van de hernieuwde invoering van de dienstplicht in Suriname rollen om puur prestigieuze redenen over elkaar. De tegenstanders van deze dienstplicht baseren hun standpunt in overwegende mate op puur opportunistische en volkpopulistische argumenten. Het schrikbeeld van de door sommigen fel bekritiseerde ´80 jaren doemt daarbij manifest op. De voorstanders daarentegen doen dat in overwegende mate op grond van sentimenten die uit diezelfde ´80 jaren stammen. Weer een ander segment van voorstanders ziet de juistheid van deze beleidsmaatregel in de juiste context en stelt het belang van land en volk en de bij de hernieuwde invoering van de dienstplicht betrokken doelgroepen op de eerste plaats.
Voor de juistheid van de onderhavige maatregel van bestuur wens ik het volgende onder uw aandacht te brengen. Het afbranden en afschieten van alles wat de huidige regering onderneemt, is mijn inziens het resultaat van blinde rancune en revanchistische politiekvoering. Bezien wij de taak van het Nationaal Leger in zijn algemeenheid en traditioneel, dan zou deze zich moeten beperken tot het veiligstellen van de landsgrenzen en de soevereiniteit van de Republiek Suriname. Sinds 25 februari 1980 echter heeft het Nationaal Leger bovenop de traditionele taken een andere meer romantische dimensie verkregen.
Het Nationaal Leger had na de staatsgreep van 25 februari 1980 de bedoeling een ontwikkelingsleger te worden. Dus een verder rijkende doelstelling dan sec de verdediging van landseer en landsgrenzen. Het nieuwe ontwikkelingsleger zou naast haar intrinsieke taken ook in de productieve sferen dienstbaar worden gemaakt. Dat is helaas slechts ten dele gelukt. In de nieuwe opzet is de dienstplicht voor Suriname waarachtig een zegen, maar zou volledigheidshalve een fundamentele aanvulling moeten krijgen. Immers jongelieden die daarvoor in aanmerking komen, krijgen inderdaad te maken met het gedisciplineerd denken en handelen. Dit maakt mensen rijp om positief, productief en constructief in een maatschappij te staan.
Dat deze vorming het land en volk, inclusief de dienstplichtigen dienstbaar is, behoeft geen nader betoog. Maar in mijn conceptie van denken over de dienstplicht voeg ik er een dimensie aan toe. Suriname heeft namelijk een ambtenarenapparaat, dat als een kind met een waterhoofd bekend staat. Talloze inproductieven die de Staat alleen maar heel veel geld kosten, zonder dat daarvoor enige noemenswaardige tegenprestatie geleverd wordt. Het vormt reeds jaren een steen des aanstoots waar tot nog toe geen enkele regering om vermoedelijk electorale reden zich aan heeft gewaagd. Maar dat dit kapitaalvernietiging ten top is, is evident !
Het zou goed zijn om deze overtollige en kapitaal verslindende ambtenaren binnen het ontwikkelingsleger in te passen teneinde basis-, om- en bijscholing te realiseren. Deze mensen worden dan naast de vorming tot militair additioneel ook nog klaargestoomd voor het inzetten binnen overheidsprojecten die te maken kunnen hebben met onder andere de agrarische, de mijnbouw- en de bouwsector. Niet op de laatste plaats zouden zij als bijzondere unit kunnen worden ingezet in de industrieel-productieve sector. Dat al dit soort bedrijvigheden ook organisatorisch gestructureerd en gemanaged moeten worden, biedt in aanvullende zin, onder andere administratief, nieuwe kansen voor de inactieve ambtenaren.
Op deze totale wijze uitgevoerd, worden meerdere doelen verwezenlijkt en in de kostensfeer, significante besparingen bereikt. Het komt mij zo voor dat de tijd van achterover leunen en niets doende afwachten wat de overheid voor maandelijkse geschenken aanreikt, voorgoed voorbij moet zijn. All hands on deck dient hier het sleutelwoord te zijn.
Roy Raymond de Miranda