Het coöperatief ondernemen werd in de jaren ‘40 bestendigd met een intensievere betrokkenheid van de regering in Suriname. Toen werd wetgeving gemaakt, een bewijs van meer aandacht vanuit de overheid. Coöperaties hebben bestaan en zijn ten onder gegaan. In de revolutionaire periode werd nadruk gelegd op de coöperatie als efficiënte productie-entiteit. Veel landbouwcoöperaties werden opgericht in de districten om aan het beleid van verhoogde productie in de landbouw, veeteelt en visserij inhoud te geven. Ook werden toen de zogenaamde multi-purpose coöperaties benadrukt. Al snel zagen personen dicht bij de beleidsmakers kans om in de besturen van bepaalde door de regering aangemoedigde coöperaties te gaan zitten. Waar de nadruk eerst echt lag bij efficiënte productie door bundeling en besparingen, verschoof het accent op gegeven moment naar beschikbaarheid van middelen in handen van de Staat met name grond. Coöperatiebesturen konden de regering zover krijgen dat beheer over honderden hectare grond, uiteraard voor de landbouwproductie, aan hen werd toevertrouwd. Besturen kwamen in de districten tegenover niet al te geschoolde agrariërs te staan die van hen afhankelijk werden. De grond werd verdeeld, maar niet altijd even eerlijk. Sommige coöperaties hebben inderdaad gezorgd voor meer agrarische productie, maar helaas niet overal. Bij sommige coöperaties draaide het in de praktijk meer om het uitdelen van woonkavels. Af en toe dreigde het commercieel te worden en was de verleiding van corruptie te zwaar voor sommige bestuursleden. De agrarische productie raakte op de achtergrond, coöperaties werden beheerders van woonprojecten, waar kavels werden verkocht en doorverkocht en soms zelfs tweemaal verkocht. In aanloop naar het einde van de militaire periode in 1987 verschoof het hele accent van de regering van productie naar politieke verwikkelingen. Intussen hadden sommige coöperaties vanwege misbruiken van besturen een slecht imago. De neerwaartse trend in het coöperatiewezen bleef zich voortzetten en houdt aan. We gaan uit van een neerwaartse trend omdat door de jaren heen het coöperatiewezen aannemelijk was gemaakt als een succesvolle manier van het bundelen van producenten. De vaart die het had moeten nemen, heeft het jammer genoeg nooit genomen. Een groot deel van het probleem waarmee de agrarische sector zit, heeft te maken met het feit dat de koorts om zich te bundelen de vaart niet heeft genomen die het vanuit de jaren ’80 had moeten nemen. Het geldt dan voor de rijstverbouwers, groenteproducenten, de telers van grootvee en kleine herkauwers en pluimveehouders. Al deze productiesegmenten zitten met gelijksoortige problemen en evident is nu weer een onvermogen van de regering om een verhoogde productie te faciliteren. Er is wel een droom maar die is weinig ondersteund door concrete acties. Producenten zijn niet goed georganiseerd en dat heeft ook te maken met de cultuur. Men ziet elkaar als concurrenten, hoe kan je dan samen in een vergadering zitten? Producenten kunnen geen pressie zetten op opeenvolgende regeringen. Landbouwproducenten geloven niet in organisaties. Besturen van bestaande landbouwverenigingen kunnen wel eens de verleiding van de politiek niet weerstaan. De regering wordt dan eerst bekritiseerd, vlak voor de verkiezing wordt de landbouwminister de hemel in geprezen, en daarna wordt de landbouwminister weer afgekraakt.
De agrarische sector zal in internationaal context belangrijk blijven. De agrarische sector heeft in Suriname veel meer potentie. De groei die mogelijk is, wordt nog niet bereikt. Voor een groot deel ligt het eraan dat de producenten elkaar niet vertrouwen en zich niet bundelen. Het organiseren kan in de eerste plaats kostenbesparend werken en zorgen voor een betere afzet. In de tweede plaats kan de bundeling de regering dwingen tot maatregelen. De regering zou er goed aan doen om goed draaiende landbouwcoöperaties te ‘showcasen’. De regering moet de bestaande overheidsstructuren intensiever inzetten om in alle districten landbouwcoöperaties te bewerkstelligen. Er moet een outreach-beleid komen waarbij de regering alle potentiële agrariërs persoonlijk benadert om hen te interesseren voor lokale productiecoöperaties. Coöperatieve verenigingen zijn mondiaal niet uit de mode. Ze worden nog steeds aangemerkt als een efficiënte productie-eenheid die kan leiden tot meer productie, staatsinkomsten, ondernemerschap en werkgelegenheid. De vissers van het district Coronie hebben middels de oprichting van de Vereniging van Coroniaanse Vissers (Visco) een goed voorbeeld gegeven aan collega-producenten. De vereniging zal zich richten op trainingen, in- en verkoop van vistuig, de verwerking en verhandeling van visproducten, de exploitatie van viswinkels, het opzetten van viscentra en netwerken met gelijkgerichte organisaties op lokaal, regionaal en internationaal niveau. De bundeling heeft als achtergrond de nood die veroorzaakt wordt door de aanleg van de zeewerende dijk. De regering moet nu concrete stappen zetten om de voedselschuurdroom, die niet onhaalbaar is, waar te maken. Een manier daartoe is om landbouwcoöperaties te stimuleren, natuurlijk in nauw overleg met LVV. Daarbij moet de focus niet alleen liggen op fulltime succesvolle agrariërs maar ook kleinere producenten die ‘strugglen’ en potentiële agrarische producenten die over de streep getrokken moeten worden.