‘Een ieder wil hoe klein zijn budget ook is, wat opzij zetten voor een vakantie, voor de studie van zijn kind of voor zijn pensioen. Sparen is een goede manier om je geld tegen een laag risico voor even of langere tijd opzij te zetten. Het is altijd goed te sparen’, zegt econometrist Ajay Surjbalisingh. ‘Het spaartraject in Suriname is echter nog niet voldoende ontwikkeld.’
Belangrijk is om te kijken hoe je moet sparen onder de huidige economische situatie. De risicomijdende spaarders kiezen daarbij veelal voor de producten die de banken op dit vlak bieden. Giro, spaarrekeningen en termijndeposito zijn daar de meest voorkomende van, de zogenaamde cash equivalente beleggingen. ‘Je legt je geld weg voor een bepaalde rente, voor een bepaalde periode. Je bent zeker van een bepaald vast inkomen.’
Waar iets meer risico aan verbonden is, zijn obligaties en aandelen. Obligaties uitgegeven door een staat met een sterke kredietwaardigheid, zijn nog het minst risicovol. In Suriname bijvoorbeeld kennen wij de zogenaamde schatkistpromessen. Hier maken verzekeringsbedrijven, banken en pensioenfondsen gebruik van. Schatkistpromesse is een staatsschuldbewijs dat de regering uitgeeft om in de geldbehoefte van het ogenblik te voorzien met een looptijd van drie maanden tot een jaar. Aan het eind van de looptijd betaalt de overheid het geleende bedrag inclusief de rente terug aan de spaarder. Duitsland kent, met een sterke economie, obligaties met looptijden tot zelfs 80 jaar. Surjbalisingh wijst erop dat bij deze vorm van sparen, het vooral belangrijk is dat het vertrouwen in de overheid sterk is. Voor de overheid zijn obligaties een goede belegging, omdat ze zelf geen belasting hoeft te betalen en ze direct beschikt over een groot bedrag. De overheid kan de keuze maken om dat geld te consumeren of duurzame investeringen te plegen.
Een goede belegger schat in wat de belastingdruk zal zijn, merkt de econometrist op. Een inschatting van de overheidsuitgaven en -inkomsten maakt duidelijk of de overheid genoodzaakt zal zijn om belastingen te verhogen om geleende gelden terug te betalen. En op basis van die inschatting, besluit de belegger wat hij gaat doen. Ofschoon de kleine man niet rechtstreeks zelf schatkistpapier kan betrekken, doet hij dat veelal indirect via zijn pensioenfonds. ‘Het zijn de pensioenfondsen die beleggen voor de kleine man.’
De meest risicovolle belegging is in aandelen, al dan niet genoteerd aan een aandelenbeurs. Suriname heeft vijftien beursgenoteerde ondernemingen met een aantal brokers. ‘Bij de aandelenmarkt in Suriname is de vraag naar aandelen groter dan het aanbod. Er wordt tussentijds dividend uitgekeerd en er is geen brede keus. Op zich is het een goed signaal dat de aandelen dividend uitkeren.’
Surjbalisingh zegt dat als personen in Suriname willen investeren, vastgoed vaak een zeer toegankelijke en een goede belegging is. ‘Prijzen van percelen stijgen minimaal met de inflatie’, legt hij uit. ‘Wat je bij deze vorm van belegging niet hebt, is tussentijdse cashflow zoals rente en dividend. In geval het gaat om huizen, kan de belegger wel huurinkomsten genieten. De huizen zijn in USD geprijsd en de goede locaties worden steeds schaarser, waardoor de prijs van deze huizen historisch gezien alleen maar is gestegen’, waarmee Surjbalisingh het plaatje compleet maakt. Hij wijst erop dat Surinamers niet veel variatie hebben bij sparen, de bankproducten daar gelaten.
Een goede zet vond Surjbalisingh, die consultant is bij enkele banken, de Staatsolie-obligatie. Surinamers willen maar al te graag investeren in bedrijven waarin zij vertrouwen hebben. Staatsolie had voor de uitvoering van haar investeringsprogramma een obligatie uitgeschreven voor tussen de USD 15 en 25 miljoen dollar. Omdat het aanbod van spaargeld groter bleek te zijn dan de initiële vraag van Staatsolie, werd deze obligatielening een enorm succes en is de vraag zelfs overschreden: het oliebedrijf haalde in totaal USD 55,1 miljoen uit de samenleving voor zijn eerste historische obligatielening.