Over onze Inheemsen (Indianen) en Marrons die in stamverband wonen zijn vrijwel geen wetenschappelijke studies verricht die gericht zijn op het bevorderen van de sociaal – economische vooruitgang en de culturele ontwikkeling van beide groepen. Deze lacune hangt ten dele samen met het ontbreken van een goede en betrouwbare basisbevolkingsadministratie.
De meest tastbare vorm van identiteit is immers de naam van het individu. De ontwikkeling naar een correcte rechtsorde in ons land bracht met zich mede dat alle burgers van het land een familie- en voornaam (-namen) moeten hebben. Wij hebben kunnen meemaken hoe bij de vrijverklaring van de tot slaaf gemaakten namen werden bedacht en opgelegd door de ex-slavenhouders aan de geëmancipeerden. Rond 1 juli 1863 werden aan 34.000 vrijverklaarde Afro-Surinamers ongeveer 10.000 nieuwe namen opgelegd. Hierdoor hebben de vroegere slaveneigenaren voor eeuwig hun stempel gedrukt op onze basisidentiteit. Deze complexe operatie met de vele verwantschapsproblemen is nauwgezet door ons te boek gesteld (prof. H. Lamur in samenwerking met onze wetenschappelijke sectie).
Met onze broeders en zusters die de wijk hadden genomen naar onze binnenlanden omwille van hun vrijheidsstreven en vrijheidsstrijd is het natuurlijk gans anders gegaan. De Inheemsen als oorspronkelijke bewoners van ook onze binnenlanden en de Marrons die zich later als medebewoners aandienden in ons achterland, hebben een zeer chaotische naamvastlegging ervaren, waardoor er nu een zeer onbevredigende registratie vigeert die zo spoedig mogelijk administratief gerevideerd moet worden.Op 1 juli 1828 werd in Suriname de Burgerlijke Stand ingesteld. In de burgerregisters werden toen alleen de vrije burgers opgenomen. De tot slaaf gemaakten die alle mensenrechten waren ontnomen werden niet in de burgerregisters vastgelegd. Pas na de vrijverklaring (na 1 juli 1863) werden de geëmancipeerden verplicht hun opgelegde namen vast te doen leggen in de burgerregisters.
Wat de Inheemsen en Marrons betrof, voornamelijk de in stamverband wonenden, werd op 1 januari 1919 het artikel 63 bis in het Surinaams Burgerlijk Wetboek ingevoerd, dat bepaalde dat Brits- en Nederlands-Indische immigranten verplicht waren om een vaste geslachtsnaam en voorna(a)m(en) te kiezen, terwijl aan de Inheemsen en Marrons slechts de bevoegdheid werd gegeven om zulks eveneens te doen. De gekozen namen moesten worden goedgekeurd door de directeur van het ministerie van Binnenlandse Zaken (CBB). Vanaf die datum werd er een aanvang gemaakt met het samenstellen van het naam-aannemingsregister voor de Inheemsen en Marrons. Bij de registratie, die na de keuze van de voor- en geslachtsnaam volgde, werd een gedagtekend en gewaarmerkt boekje opgemaakt en afgegeven. Hierin werden zowel de oude als de gekozen namen opgenomen, evenals de namen van beide ouders en hun nazaten. Vervolgens werd het boekje aangeboden aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de woonplaats van de betrokkene, die het op zijn beurt aan betreffende burger moest verstrekken.
Geconstateerd wordt een onjuiste praktische aanpak en in ongerede raken van vele bronregisters. Zo bijvoorbeeld is de basiswetgeving uitermate zwak; de twee tribale volksgemeenschappen hebben slechts een ongedwongen bevoegdheid tot handelen (zie SBW, art. 63 bis). De handmatige complexe verwerking heeft vele cruciale onnauwkeurigheden doen ontstaan, die momenteel erg storend zijn in het partiële bestand. Geen uniforme notatie van namen, bijvoorbeeld Jabini en Abini, Dikan en Dikong, Misidjan en Misiedjang, Bree en Bleij, Deel en Deli: zijn allen naaste families van elkaar. De instructies voor de administratieve vastlegging zijn niet eenduidig, waardoor ook met betrekking tot de afstamming vele problemen zijn ontstaan, die de toch al kwetsbare twee volksgemeenschappen ernstig beknotten in het beleven van hun basisburgerrechten; o.m. erfrechtelijke zaken. Vanaf het prille begin van de naamaanname van deze twee bevolkingsgroepen werden de aannameprocessen systematisch vastgelegd in naam-aannemingsregisters, die natuurlijk fungeerden als brondocument om bepaalde zaken te staven, na te trekken en correcties aan te brengen. Helaas is het grootste deel van de namenregisters – de brondocumenten – door brand of anderszins verloren gegaan.
De hierboven aangegeven vele tekortkomingen met als dieptepunt de verdwijning van een groot deel van de naam-aannemingsregisters – de brondocumentatie -scheppen vele ongunstige gevolgen voor de Inheemsen en Marrons. Deze basisnamenregistratie van dit deel van de bevolking moet ten spoedigste gereviseerd worden en de revisie moet in principe simultaan gaan met het werken aan het realisatie-traject van het historisch verdiende nationaal geschenk bij de herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij op 1 juli 2013.
Broki wil zelfwerkzaamheid om te revideren.
In ons verzoekschrift betreffende het Nationale Geschenk hebben wij de slechte kwaliteit van de basisnamenregistratie van onze tribale bevolkingsgroepen duidelijk geanalyseerd en aangegeven dat dit bestand zo spoedig mogelijk gereviseerd moet worden. Een verdere algemene achterstelling van deze twee bevolkingsgroepen, de Inheemsen en de Marrons, moeten wij voorkomen door dit fundamentele identificatieprobleem met betrekking tot hun geslachtsnaamgeving zo spoedig mogelijk integraal op te lossen. Een maatschappelijk project dient zich momenteel aan, waardoor een mogelijkheid wordt geschapen om middels een methodische inpassing onderwerpelijke administratieve zwakte goed te saneren.
De kennis- en wetenschappelijke sectie van Collectief Broki wil haar grondig inzicht in betreffende materie, haar kennis en ervaring in een zelfwerkzaamheidsproject inzetten om het beschreven probleem van onze kwetsbare bevolkingsgroepen op te lossen.
Namens de besturen van de samenwerkende stichtingen
Stg. Afro Sranan, Stg. 1 Juli Keti Koti en Stg. Wroko Mira