Onlangs is door de politie aftastend gebruik gemaakt van de snelheidsmeters, waarvan er een tijdje geleden gewag werd gemaakt. Onomstotelijk is komen vast te staan dat snelheid een principale oorzaak is bij de vele aanrijdingen die op onze wegen plaatsvinden, zoals onlangs weer in het district Wanica, waarbij een bromfietser op de weg overleed. Het is dus zaak dat de politie alle wettelijke middelen aanwendt om deze fatale aanrijdingen te voorkomen. Het moet gaan om wettelijke middelen, omdat voorkomen moet worden dat burgers die niet in overtreding zijn toch op de bon worden geslingerd. Nu wordt gebruik gemaakt van een snelheidsmeter en de vraag moet inderdaad beantwoord worden of het gebruik van deze meter wel rechtmatig is. Moet het gebruik van de snelheidsmeter geregeld zijn bij wet, moet het geregeld zijn bij lagere wetgeving krachtens of ingevolge de wet? Van belang is om na te gaan wat de snelheidsmeter is in het kader van het verkeersrecht. Constatering van overtredingen worden in het verkeer over het algemeen overgelaten aan de waarneming van de politie, dus aan de zuiverheid van het zintuiglijk vermogen en aan de integriteit van de politieman. Waarnemingen kunnen niet goed geïnterpreteerd worden, de politieman kan ook corrupt en rancuneus zijn. De benadeelde is dan de burger die de mogelijkheid heeft om tegen een boete te ageren bij de rechter. Daar is bewijs vastgelegd door objectieve middelen als machines, heel handig. Te denken valt aan flitspalen of een registratiesysteem in de snelheidsmeters die eventueel in verbinding kan staan met een computer. Bij een rechtszaak evenwel zal de rechter zich moeten buigen over de rechtmatigheid van het verkregen bewijs. Dat betekent evenveel als dat de rechter moet oordelen of de middelen die zijn ingezet om het bewijs te vergaren en de wijze zoals dat gebeurde wel geoorloofd is, uitdrukkelijk toegestaan is door de wet.
De snelheidsmeter speelt in het ontdekken van overtredingen een aanvullende rol. Het helpt de politieman duidelijker en exacter vaststellen hoe sneller een overtreder is gegaan boven de maximale snelheid. De maximumsnelheden zijn bekend en de vaststelling van de overtreding daarvan is niet per se middels een apparaat. Het gebrek aan apparaten is immers nooit te berde gebracht als een obstakel om de wetgeving toe te passen. Politiemannen hebben dus wel het recht om te constateren dat een verkeersdeelnemer meer dan het maximum rijdt. Dat is veiliger bij een overtreding ver boven het maximum. Wanneer het gaat om nipte overschrijdingen en gefaseerde boetes, waarbij progressief de boete toeneemt naarmate de overschrijding hoger is, dan kan men niet zonder een meter. Dan moeten voorzieningen zijn getroffen door de meter, omdat politiemannen niet zodanig te trainen zijn dat ze het verschil tussen 59 en 61 km per uur kunnen waarnemen. Bij een progressieve boete, die krachtens de wet geregeld is, moet dus ook geregeld zijn de exacte objectieve vaststelling van de snelheid. Nu weten wij niet of onze verkeersregelgeving inderdaad die voorziening heeft getroffen van de snelheidsmeter. Is dat niet het geval, dan is er een risico van bewijsprobleem indien vermeende overtreders in het geweer komen. Dan moet de Staat minimaal kunnen bogen op een bepaling, waarvan de interpretatie de inzet van snelheidsmeters rechtvaardigt. Dan nog blijft het risico, als er geen beelden zijn geschoten, welke snelheid bij welke auto exact hoort. Het systeem blijft dus alsdan afhankelijk van de integriteit van de dienstdoende politieman. En wij weten dat de integriteit van de politieman in Suriname tot zijn zwakke punten behoort. Het is een ‘hebi’ die hij, vanuit de massa waaruit hij gelicht wordt, meeneemt. En de politieopleiding heeft geen succesformule in het curriculum. Concluderend kan gesteld worden dat alhoewel de exacte meting van snelheden van overtreders noodzakelijk mocht zijn in het kader van de introductie van progressieve boetes, het niet uitgesloten is dat de daadwerkelijke inzet van snelheidsmeters (laser guns) vooralsnog vanwege de stand van de huidige wet- en regelgeving illegaal is dan wel erin zal resulteren dat daarmee verkregen bewijs door de rechter als onrechtmatig zal worden bevonden… en dus uitgesloten bij de veroordeling van overtreders. Vooral in het kader van het integriteitsprobleem bij de politie is het zaak dat de rechtmatigheid van de inzet van laser guns niet in het geding is. De meters moeten goed geijkt zijn. Bovendien moet het apparaat tegen iedereen ingezet worden, ook tegen collega-politieagenten en tegen familie en vrienden. Gewaakt moet worden dat de ambtenaren de meters niet saboteren. Voorts moet de politie ook ervoor waken dat er geen lasershields worden gebruikt om de werking van de meter te ontlopen. De Juspol-minister heeft 75 meters voor ca SRD 1 miljoen aangeschaft. Maar hij moet wel ervoor zorgen dat het wettelijk kader in orde is. Daarin moet ook aandacht moeten worden besteed aan corrupte ambtenaren die de meter kunnen gebruiken om bepaalde burgers te pesten en ze feiten ten laste te leggen die ze niet hebben begaan. Het invorderen van rijbewijzen is een vergaand besluit, dat wel te rechtvaardigen is als overtredingen kunnen worden aangetoond. De minister moet met betrekking tot het wettelijk kader meer uitleg geven. Dit, in het kader van goed bestuur. Anders zijn burgers op een andere manier de dupe in het verkeer. Duidelijk moet wel zijn dat overschrijdende snelheden een gevaar zijn voor de burgerij in zijn algemeenheid.