Waarheids- en verzoeningscommissies: een Indonesische ervaring (deel 7)

Tegenwoordig zijn er zowel op internationaal als nationaal niveau tal van organisaties in het leven geroepen die zich bezighouden met mensenrechtenschendingen. Mensenrechtenschendingen zijn  inmiddels dus een mondiaal erfgoed geworden en wie ze schendt krijgt de wereld als rechter.
Ervaring heeft uitgewezen dat de gang naar de rechter in landen waar grootschalige mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden vaak moeizaam verloopt.
Om deze reden zijn  er naast de gerechtelijke instanties ook andere mensenrechteninstrumenten  tot stand gekomen die zich bezighouden met het onderzoeken van gebeurtenissen omtrent mensenrechtenschendingen.
 
De amnestieregeling van Wet 27/2004
De amnestieregeling is de meest controversiële bepaling van Wet 27/2004. In artikel 27 van Wet 27/2004 wordt namelijk bepaald dat slachtoffers van mensenrechtenschendingen pas in aanmerking komen voor compensatie en rechtsherstel indien aan de dader amnestie is verleend.
Binnen het internationale recht is amnestie altijd een controversieel onderwerp geweest. Amnestie wordt in beginsel gebruikt als middel om regimewisselingen vreedzaam te laten verlopen. Zonder amnestie kunnen daders van mensenrechtenschendingen langzaam maar zeker wrok beginnen te koesteren jegens het regime dat hen vonnist. In landen waar de democratie wankel is kan dit tot grote sociale onrust en zelfs levensbedreigende situaties leiden. Amnestie is in de meeste gevallen dan ook noodzakelijk om de vrede en veiligheid in een land zoveel mogelijk te bewaren.
Uit artikel 29 (1) van Wet 27/2004 blijkt dat de Subcommissie voor amnestieverlening belast is met het vaststellen van criteria en procedures voor amnestieverlening. In beginsel wordt amnestie aanbevolen indien de dader feiten en omstandigheden in zijn zaak erkent en het slachtoffer de dader vergeeft. Deze amnestieprocedure is op verschillende punten problematisch; in de eerste plaats  is het onduidelijk waarom een dader van mensenrechtenschendingen vrijwillig in de openbaarheid zal treden zonder dat er sprake is van een geloofwaardige dreiging om tot rechtsvervolging over te gaan. Volgens het commentaar bij de waarheids- en verzoeningscommissie van het ICTJ zijn juridische instellingen in Indonesië er tot nog toe niet in geslaagd om daders van fundamentele mensenrechtenschendingen effectief te berechten. Het is om deze reden onwaarschijnlijk dat een dader uit zichzelf naar voren zal komen om een verzoek voor amnestie in te dienen en daarnaast zal meewerken aan alle procedures van de Commissie. Vervolgens zou de dader de feiten moeten erkennen en daarna excuses moeten aanbieden aan de slachtoffers en hun nabestaanden zonder dat de kans bestaat dat hij/zij eventueel vervolgd zal worden en een gevangenisstraf opgelegd zal krijgen. Aangezien deze wet niets heeft vastgelegd met betrekking tot het openbaar maken van de bevindingen van de Commissie lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat daders het risico zullen nemen om ‘ publiekelijk ontmaskerd’ te worden.
Volgens het commentaar van het ICTJ kunnen zich in theorie op grond van artikel 29 van Wet 27/2004 de volgende drie gevallen voordoen:

  1. Indien feiten en omstandigheden worden erkend door de dader en het slachtoffer de dader vervolgens vergeeft, is de Commissie bevoegd amnestie aan te bevelen;
  2. Indien het slachtoffer de dader niet wenst te vergeven, maar de dader wel alle feiten erkent, zal de Commissie beslissen of er wel of geen amnestie aanbevolen wordt;
  3. Indien de dader de feiten niet erkent en het slachtoffer niet wenst te vergeven, geldt op grond van artikel 29 van Wet 27/2004 dat de dader zijn recht op amnestie verspeelt. De zaak wordt dan doorverwezen naar het Mensenrechtenhof. Wet 27/2004 voorziet niet in het geval dat een slachtoffer een  dader,  die weigert mee  te werken, wel kan vergeven.

 
Wet 27/2004 stelt voorts geen criteria vast om te bepalen wat een verklaring van een dader plausibel maakt. Deze zullen nader  worden vastgelegd door de Subcommissie  zelf.
Een amnestieprocedure waarbij slachtoffers en daders steeds afhankelijk zijn van de beslissing van de ander is volgens het ICTJ problematisch doordat het een zware psychologische last oplevert voor het slachtoffer. Deze last is ongelijk verdeeld; indien het slachtoffer ervoor kiest de dader te vergeven ondanks een ongeloofwaardige of onvolledige verklaring zal dit hoogstwaarschijnlijk resulteren in een automatische aanbeveling voor amnestie van de dader. Indien het slachtoffer niet wenst te vergeven betekent dit nog niet, dat de dader berecht zal worden door het Mensenrechtenhof aangezien de waarheids- en verzoeningscommissie dan nog steeds amnestie kan aanbevelen.
De amnestieprocedure heeft ook na de afkondiging van Wet 27/2004 in slachtoffergemeenschappen voor dusdanig veel opschudding gezorgd dat het Indonesische Constitutioneel Hof zich uiteindelijk over deze kwestie gebogen heeft. Eén van de vele eisers bij het Hof was, Adul Hakim Garuda Nusantara, voormalig voorzitter van Komnas Ham. Hij benadrukte dat de waarheids- en verzoeningscommissie een zelfstandig orgaan is dat over autonome taken beschikt en zo objectief mogelijk dient te oordelen. Het toekennen van compensatie en rehabilitatie is een verplichting van de Indonesische staat en is gebaseerd op feiten die de waarheids- en verzoeningscommissie heeft vastgesteld. Amnestie en compensatie zijn dus in eerste instantie aan elkaar gerelateerd, maar zij kunnen niet van elkaar afhankelijk worden gesteld. In dit kader hebben ook experts van het ICTJ in deze zaak verklaard dat een persoon beschouwd dient te worden als slachtoffer van mensenrechtenschendingen ongeacht of de dader(s) geïdentificeerd, aangehouden of berecht kan worden. Het concept dat de identificatie van een dader geen effect kan hebben op de rechtspositie van een slachtoffer is een algemeen rechtsbeginsel. Indien mensenrechtenschendingen gepleegd worden is op grond van het internationaal recht de staat verplicht  om in rechtsherstel  te voorzien  en mag dit niet worden geweigerd. Hier wordt dus wederom bevestigd dat het toekennen van rechtsherstel en het verlenen van  amnestie twee aparte juridische procedures zijn, die weliswaar aan  elkaar zijn gerelateerd, maar nimmer afhankelijk van elkaar mogen worden gesteld.
Bron:  Hoofdstuk II uit  ‘Mensenrechteninstellingen in Indonesië: Een Rechtsvergelijking tussen het Mensenrechtenhof en de Waarheids- en Verzoeningscommissie’.
Door: Candice Alihusain
Jakarta 2006 / Leiden 2009
Bewerking voor de krant: Drs.  R. Alihusain
 

error: Kopiëren mag niet!