Waarheids- en verzoeningscommissies: een Indonesische ervaring (deel 5)

Tegenwoordig zijn er zowel op internationaal als nationaal niveau tal van organisaties in het leven geroepen die zich bezighouden met mensenrechtenschendingen. Mensenrechtenschendingen zijn  inmiddels dus een mondiaal erfgoed geworden en wie ze schendt, krijgt de wereld als rechter.
Ervaring heeft uitgewezen dat de gang naar de rechter in landen waar grootschalige mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden vaak moeizaam verloopt.
Om deze reden zijn  er naast de gerechtelijke instanties ook andere mensenrechteninstrumenten  tot stand gekomen die zich bezighouden met het onderzoeken van gebeurtenissen omtrent mensenrechtenschendingen.
 
De procedure van de waarheids- en verzoeningscommissie
Zoals eerder is aangegeven heeft de waarheids- en verzoeningscommissie de bevoegdheid om haar beslissingen in verschillende vormen te nemen, waaronder een juridisch advies. Hierbij dient de Commissie rekening te houden met aanbevelingen die de Indonesische slachtoffergemeenschap met betrekking tot compensatie,  restitutie en rehabilitatie  en amnestie naar voren hebben gebracht. In dit verband hebben belangengroeperingen zoals NGO’s zowel in Jakarta als op het platteland  onderzoek gedaan naar de wensen  van de slachtoffers  met betrekking tot hun verwachtingen van de waarheids- en verzoeningscommissie. Uit deze onderzoeken is gebleken dat men zeer sceptisch is over de waarheids- en verzoeningscommissie. Zo is duidelijk geworden dat men niet goed op de hoogte is van concepten zoals ‘verzoening’ en ‘vergeving’.
Slachtoffergemeenschappen blijken vaak in de veronderstelling te verkeren dat de overheid met termen als ‘verzoening’ en ‘vergeving’ bedoelt dat men mensenrechtenschendingen geheel vergeten en vergeven dienen te worden. Voorts geloven veel slachtoffers dat er van hen verwacht wordt dat zij daders onvoorwaardelijk dienen te vergeven. Slachtoffers hebben herhaaldelijk benadrukt  dat zij hopen op een rectificatie van historische feiten zodat het leed dat hen is aangedaan niet langer ‘doodgezwegen’  wordt door de gemeenschap. Sommige slachtoffers en hun nabestaanden beschouwen de waarheids- en verzoeningscommissie als  een middel voor daders van mensenrechtenschendingen om amnestie te verkrijgen en om als het ware het verleden  schoon te wassen. De Aziatische mensenrechtencommissie (AHRC) heeft dan ook geconstateerd dat op grote schaal voorlichting moet worden gegeven en bewustwordingscampagnes gevoerd moeten worden met betrekking tot de werkzaamheden en beoogde doelen van de waarheids- en verzoeningscommissie.
Artikel 28 van Wet 27/2004 bepaalt vervolgens dat wanneer een dader en een slachtoffer van mensenrechtenschendingen  elkaar vergeven en zich met elkaar verzoenen, de Commissie de president zal aanbevelen amnestie te verlenen. Artikel 29 van bedoelde wet is een belangrijk artikel; het bepaalt dat wanneer zich het geval voordoet dat de dader toegeeft schuldig te zijn aan mensenrechtenschendingen en zich bereid verklaart spijt te betuigen aan slachtoffers en hun nabestaanden, maar deze laatstgenoemden niet wensen te vergeven, de Commissie bevoegd is om te beslissen of zij wel of geen amnestie zal aanbevelen aan de president. De dader is met betrekking tot de verlening van amnestie dus niet  enkel afhankelijk van de vergevingsgezindheid van het slachtoffer maar daarnaast ook van het oordeel van de Commissie.
Hoofdstuk VII heeft betrekking op het lidmaatschap van de Commissie. Op grond van artikel 31 van Wet 27/2004 geldt dat zowel individuen, belangengroepen en sociale organisaties de mogelijkheid hebben om kandidaten te nomineren voor het lidmaatschap van de waarheids- en verzoeningscommissie. Uit de criteria voor het lidmaatschap blijkt dat de kandidaten dienen te beschikken over kennis van mensenrechten. Ook wordt van de leden verwacht dat zij zich bewust moeten zijn van het cruciaal belang van mensenrechten in een rechtsstaat.
De bedoelde wet geeft in artikel 33 aan dat de leden geselecteerd worden door de Indonesische president, die hierbij geholpen kan worden door een selectiecomité dat hij voor deze taak kan samenstellen. Dit comité mag 42 kandidaten voordragen waaruit de president  een keuze maakt voor 21 leden. Vervolgens stuurt de president de lijst van de 21 door hem geselecteerde kandidaten naar de DPR.
In hoofdstuk IX (artikel 44)  is de belangrijke bepaling vastgelegd dat indien een zaak van mensenrechtenschendingen succesvol is beslecht door de waarheids- en verzoeningscommissie, het niet langer mogelijk is de zaak opnieuw aanhangig  te maken bij het  Mensenrechtenhof. Dit houdt verband met het Ne Bis In Idem-beginsel. Anderzijds wordt in artikel 29 (3) van Wet 27/2004 bepaald dat indien een verdachte in de ogen van de leden van de waarheids- en verzoeningscommissie onvoldoende spijt betuigt of de waarheid omtrent feiten en omstandigheden niet wil erkennen, de Commissie dan bevoegd is om de zaak door te verwijzen naar het Mensenrechtenhof.
De waarheids- en verzoeningscommissie heeft volgens artikel 45 een tijdelijk karakter; de Commissie kan haar taken voor een periode van vijf jaar uitoefenen en waarbij verlenging mogelijk is voor een periode van twee jaar. ( wordt vervolgd op woensdag 1 aug. )
Bron:  Hoofdstuk II uit  ‘Mensenrechteninstellingen in Indonesië: Een Rechtsvergelijking tussen het Mensenrechtenhof en de Waarheids- en Verzoeningscommissie’.
Door: Candice Alihusain
Jakarta 2006 / Leiden 2009
Bewerking voor de krant: Drs.  R.Alihusain

error: Kopiëren mag niet!