Het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Minov) is een van de meest ingewikkelde van alle ministeries. Dat heeft vooral te maken met de combinatie van de taken die tegelijk uitgevoerd moeten worden en de omvang van de taken. Minov herbergt een groot aantal ambtenaren, waarvan een groot deel onderwijzers op verschillende niveaus. Er zijn hervormingen aanstaande in het basis- en voj-onderwijs. Men praat over een integratie die als proef al in full swing had moeten zijn. Lbgo zal worden afgeschaft en men wilde kleinere klassen volgend schooljaar al. Er worden nu lokalen bijgebouwd op vele scholen. Behalve oudere zouden vooral de jongere leerkrachten die nu elders hun krachten geven, worden opgeroepen en we zouden genoeg krachten hebben om de klassendeler omlaag te brengen. Het onderwijs beleid moet constant geëvalueerd. Ons onderwijs moet ideologisch gebaseerd zijn op een filosofie, een staatsgedachte. Die wordt vastgesteld en aangestuurd door de politiek in overleg met de belanghebbende actoren, met name de onderwijsgevenden zelf. Deze laatsten moeten in hun organisaties vaker gaan nadenken over de output en het karakter van het Surinaams onderwijs. Is het op de juiste waarden en normen gestoeld? Op Minov moeten er ook functionarissen aanwezig zijn die de infrastructuur bemannen, waarin het karakter van het onderwijs wordt geëvalueerd, desnoods per regeertermijn. De visie, missie en de doelen van het onderwijs moeten duidelijk zijn en het liefst partijpolitiek overstijgend. Het onderwijsbeleid, dus de gewenste kwaliteit van het onderwijs en de nagestreefde output (leerlingen) van het systeem in relatie tot het groter sociaaleconomisch beleid en de algemene karakteristieken van de natie moet vervat zijn in documenten. Deze dienen als onderwijsbijbel voor alle onderwijsinspanningen. Het was de laatste dagen opvallend hoe twee vergaande besluiten van het Minov zijn aangekondigd en even snel weer ingetrokken. Eerst zouden alle parttimers en gepensioneerden ingezet in het onderwijs, bedankt worden voor het komende schooljaar. Daarna zou het verboden worden om meer dan een bepaald aantal uren overwerk te verrichten. In beide gevallen is de Bond van Leraren apart in het geweer gekomen. In beide gevallen zijn de besluiten binnen de kortste keren door de Minov-minister teruggedraaid. Maar wat ernstig is, is dat in één van de gevallen de minister niet eens op de hoogte was dat zo een ingrijpende maatregel zou worden doorgevoerd. Dat maatregelen worden en aangekondigd en weer teruggedraaid door de minister, duidt op een gebrekkige communicatie en het ontbreken van een eenduidige lijn op het ministerie. Het is met name de directeur die middels regelmatige en effectieve (korte) overlegmomenten, het ministerie moet behoeden van eenmansacties. De minister is uiteindelijk verantwoordelijk en moet de onder haar liggende structuren ertoe bewegen om in harmonie te dansen. Iedereen gaat nu zijn eigen gang. Maar de minister moet niet alleen haar eigen structuren via de directeur op dezelfde rail houden, ze moet persoonlijk en met een klein directieteam in constante afstemming zijn met de Commissie Onderwijsinnovatie, die vanwege het kabinet van de president is geïmplanteerd in het ministerie. Want het is niet gebleven bij deze twee beloften. Recentelijk is bekend geworden dat de kleinere klassen die met zoveel overtuiging door de commissie waren aangekondigd, voor dit jaar niet meer haalbaar zijn. We kunnen ons herinneren een van de eerste mediaoptredens van de commissievoorzitter bij de staatsradio. Daar zou de voorzitter hebben aangekondigd dat hij veel geld tot zijn beschikking had om zijn doelen te realiseren. De kleinere klassen had de commissievoorzitter plechtig beloofd. Nu wordt bekend dat kleinere klassen pas zullen worden gevormd, nadat extra lokalen zijn gebouwd en dat is overigens logisch. Maar is het niet mogelijk om de honderden lokalen voor de opening van het nieuwe schooljaar te bouwen. Had de commissie op basis van het aantal en de spreiding van de scholen niet kunnen overzien dat het niet haalbaar zou zijn? Critici van deze beloften worden door regeringsexponenten hard aangepakt, maar nu blijkt dat men het niet doet omdat men het leuk vindt. Nu wordt medegedeeld dat pas op 3 augustus de overeenkomst wordt getekend met de aannemers die de scholen en lokalen zullen bouwen. Het is wel aan te bevelen dat duidelijk moet blijken wie de Minov-minister is en dat belangrijke mededelingen door haar worden gedaan. Het kan niet zo zijn dat wij twee onderwijsministers hebben in het land, waarbij de ene de indruk doet ontstaan populair te willen zijn en het mooie nieuws aangaande onderwijs zelf wereldkundig te willen maken. Hij moet de Minov-minister niet in problemen brengen, want in DNA is zij als deel van de regering bezig het beleid te verdedigen. De minister heeft nadat de commissievoorzitter het heeft gezegd nader uitgelegd dat de scholen er komen. Het is de bedoeling dat op 100 locaties zal worden gebouwd. Het gaat om circa 200 lokalen en 15 compleet nieuwe scholen. De minister moest ingaan op vragen tijdens de persconferentie over de relatie met de commissie die inderdaad niet harmonisch lijkt. De commissie dreigt de overhand te willen nemen.
Er is na lange tijd beweging op Minov en dat moet wel toegejuicht worden. Een van de zaken is de uitbreiding van de schooluren die voordelig kan uitpakken voor verwaarloosde en ondervoede kinderen. Er zijn veranderingen en vernieuwingen op komst, maar er moet binnen in het ministerie en met de commissie goed afgestemd worden. Bovenal moet duidelijk zijn dat de minister politiek verantwoordelijk is. Er moet voldoende ondersteuning komen vanuit de directeur en de commissie moet met de positie van de minister rekening houden. Hopelijk lukt het Minov om met goed doorgesproken besluiten te komen, waarbij de leerkrachten en leraren ook steeds worden betrokken. In de communicatie naar buiten moet er eenduidigheid zijn en de commissie moet deskundigen op het ministerie niet buiten spel zetten. Het kan wel komen tot een harmonische conflictloze samenwerking.