Welke conclusie moet men trekken als een groep inspecteurs vijf maanden staakt althans het werk niet volledig uitvoert, en de gemeenschap niets van de acties merkt? De conclusies kunnen uiteenlopend zijn. Als eerste zouden we zeggen dat inspecties niet noodzakelijk zijn, omdat de bevolking zich uitstekend houdt aan de regels die geïnspecteerd moeten worden. Een andere verklaring kan zijn dat er een behoefte is om de regels – die regelmatig geschonden worden – te inspecteren, maar dat er vanuit de controleurs niet veel is uitgegaan. In dit geval is het dan zo dat wanneer je een hele tijd afwezig bent geweest, een formele afwezigheid geen verschil zal uitmaken. Het kan ook zo zijn dat al dan niet in het geheim, de opdrachtgevers andere personen hebben ingeschakeld om het werk uit te voeren. De vraag is waarvan er sprake is in het geval van de acties van de milieu-inspecteurs. De milieu-inspecteurs zijn geen autoriteit in Suriname. De doorsnee burger in Suriname weet niet wat de taak van de milieu-inspecteur is. De doorsnee burger weet de Milieu-inspectie ook niet gemakkelijk te vinden. Het meest bekend van de milieu-inspectie is een aflevering van de komische serie ‘1 + 1 = 3’. In die aflevering wordt op gegeven moment duidelijk dat een huis dat bijna onzichtbaar is door hoog wied, toebehoort aan niemand anders dan een milieu-inspecteur. Is het zo dat de dienst die problemen moet helpen oplossen, zelf met soortgelijke problemen zit. Inspecties in Suriname zitten met een enorm imagoprobleem en een minderwaardigheidscomplex van de werkers zelf. Het beeld dat naar buiten is gebracht is waarschijnlijk niet representatief, maar als gekeken wordt naar de uitrusting dan ontstaat een zeer armoedig beeld. Als het uniform nog net door de beugel zou kunnen na een strijkbeurt, dan staan de hemdsknopen meer dan noodzakelijk open. Of dan hebben de inspecteurs patta’s aan in plaats van effectieve schoenen. De bond van de milieu-inspecteurs is niet zelden in actie. De milieu-inspecteurs hebben de minder complexe milieucalamiteiten, met minder wetenschappelijke behoefte. De milieu-inspecteurs houden zich bezig met het inspecteren van erven, behandelen van klachten van de bevolking en het inspecteren van winkels, scholen en andere dienstverlenende instellingen. De afdeling Milieu-inspectie van het BOG is belast met het inspecteren, controleren en het sanctioneren van alle inrichtingen en bedrijven waar voedingsmiddelen worden bereid, verwerkt, verkocht, opgeslagen en vervoerd. De Milieu-inspectie houdt zich bezig met huis- en erfinspecties, controle op bodem-, lucht- en waterverontreiniging op micro- en mesoniveau, controle op het beheer van afvalstoffen, havenhygiëne en marktcontrole. Ook is de Milieu-inspectie belast met hygiëne van recreatieoorden, instituut hygiëne (ziekenhuizen, bejaarden tehuizen, poli’s, scholen), drinkwaterkwaliteitscontrole en toezicht op openbare slachtingen. De dienst geeft ook advies met betrekking tot vergunningsvoorwaarden, het onderzoeken van klachten, voorlichting met betrekking tot milieuaspecten en ongediertebestrijding (houtluizen, vlooien, sika’s), voornamelijk in instellingen zoals: scholen cellenhuizen, gevangenissen, crèches. De staking van 5 maanden impliceert dat gedurende die gehele periode deze taken niet volledig zijn uitgevoerd. Intussen draaien alle instellingen, die geïnspecteerd moeten worden, gewoon door en wordt de burgerij normaal bediend alsof er niets aan de hand is. Deze staking kan resulteren in een wezenlijke verandering van de gezondheidssituatie en de openbare volksgezondheid in gevaar brengen als de dienst daadwerkelijk een verschil heeft uitgemaakt al die tijd. Kennelijk is dat niet het geval geweest, de instellingen reguleren zichzelf. En als er iets mis zou zijn, zouden wij het niet direct merken, omdat er geen instituten zijn die op dit vlak graag aan de bel trekken.
Een vraag is of het toegestaan moet zijn dat zulke diensten zo lang onvolledig operationeel zijn, naast het feit dat ze al zwaar onderbezet zijn naar hun zeggen. De lange staking is een bewijs van het feit dat de onderlinge verhoudingen tussen opdrachtgever en de uitvoerders niet goed is. Aan beide kanten lijkt het besef te ontbreken dat zo een dienst niet zo lang uit de roulatie moet zijn. De dienst heeft nu ca. 60 inspecteurs. Om landelijk adequaat te opereren, zijn 400 inspecteurs nodig. Precies hier ligt het antwoord van de noodzakelijke rationalisering van het logge overheidsapparaat. Een deel van de overbodige lager kader-ambtenaren moet na een degelijk specialistisch trainingstraject omgevormd worden tot niet-corrupte milieu-inspecteurs. De Milieu-inspectie moet beter gecontroleerd worden. Er moet meer verwacht worden van de dienst en de dienst moet regelmatig bekritiseerd worden als ze niet voldoet aan de verwachtingen. De dienst en de werknemers moeten die uitdaging accepteren. De minister van VGZ kan niet anders dan de bond as partner accepteren en deze kwalitatief en kwantitatief versterken. Tegelijkertijd moet tijdens het trainingstraject bij de omvorming van de ballastambtenaren gewerkt worden aan het zelfvertrouwen en aan de presentatie. Het mag niet zo zijn dat een milieu-inspectie 5 maanden staakt en dat de burgerij het niet merkt. Want dan zit er ergens iets goed fout.